Druk op enter om de resultaten te tonen of ESC om te annuleren.

Column Beurskens: Apocalypse now

Ooit, drie jaar geleden, op het feest van Christus Koning, het einde van het kerkelijke jaar, werd onze parochiekerk aan de eredienst onttrokken, zoals dat heet. Nu is men bezig haar te slopen. In 1967 was ik misdienaar, toen zij werd ingewijd. Het was een grote, warme kerk zonder pilaren. De kleine, gele bakstenen van de muren, daar was ook de vloer van gemaakt, en zij liepen door tot in het priesterkoor. De mensen zaten rondom het altaar en waren zó meer deel van de mis dan in de oude kerken. En zij werd niet genoemd naar een heilige, maar heette het Woord Gods, naar wat het Tweede Vaticaanse Concilie honderden jaren na de Reformatie ook aan de katholieken terug had gegeven, het Woord Gods.

Voor mij was het geen veilinghal, zoals sommige van deze post-Vaticaanse kerken werden betiteld. Ik heb er veel in beleefd en ik ken er bij wijze van spreken iedere steen. Mijn oma en mijn vader zijn vanuit deze kerk begraven. Mijn oom was er koster. Ooit in een moeilijke tijd voor de parochie heb ik met de oude priester, die enkele weken geleden zijn zeventigjarig priesterfeest vierde, als acoliet een hele paaswake met hem alleen gedaan. Zoals het moet en met alle lezingen.

Als ik meen een fractie te begrijpen van de katholieke liturgie, dan heb ik dat in deze kerk geleerd. De eucharistie is voor mij een licht geweest in het absolute duister en feitelijk gebeurde dat in deze kerk. In dit gebouw zat leven, dat er elders vaak niet was. Hoe vaak is het niet voorgekomen, dat de oude teksten voor de eerste keer begonnen op te lichten tussen deze stenen … hebt Gij het onverwoestbaar teken opgericht … breek het geweld in mij … zo ging het juist door deze ruimte. Een door de misdienaars afgesleten kerkboekje heb ik nog meegenomen als souvenir en ik alleen weet waar het een herinnering aan is. Jezus Christus was hier aanwezig en hoe vaak heb ik hem niet zelf ontmoet juist tussen deze muren. De ravage die er nu te zien is staat symbool voor de ravage die Hij achterliet bij zijn vertrek.

Zondag kon ik het toch niet laten er wat foto’s van te gaan maken. En de volgende dag moest ik erheen terug vanwege een opname voor de regionale media. Er liep een wethouder rond en het ging al meer over wat er na de kerk zou komen, een brede school. Van wat ik zei op camera bleek ´s avonds op de TV alleen maar overgebleven, dat ik het ‘bijzonder pijnlijk’ vond om aan te zien, die sloop. Ja, pijnlijk vond ik het zeker, maar iets in ons zegt ons, dat het daar niet bij mag blijven.

Onze ouders hebben aan die nieuwe kerk in Swalmen gewerkt met veel geld en energie. Iedereen deed mee. Nu veertig jaar later wordt zij afgebroken, omdat de mensen er niet meer komen. Dan praat ik er niet over, dat zij nog wel open had kunnen blijven met een beetje goede wil van het bisdom en van de hoofdparochie. Dat was ook wel zo, maar toch, de rood geverfde, ijzeren spanten, die daar nu nog naar de hemel wijzen, met flarden isolatie eraan, wapperend in de wind, dat is toch een monument voor ‘s Swalmens heidendom.

De afbraak van mijn geliefde kerk heeft zeker een symbolische betekenis. Het is één kerksluiting in de rij van vele in Limburg en in de hele Westerse wereld. Men hoeft niet al te veel genoegen te scheppen in de onheilsprofetie om hier apocalyptische visioenen van te krijgen. Zeker, de onheilsprofeet krijgt altijd een keer gelijk, als hij maar volhoudt. Dat is juist de lol ervan. Zoals sommigen van mijn patiënten, die altijd bang zijn dat ze dood gaan. Eens krijgen zìj gelijk en ik ongelijk. Het is weliswaar een fout in een apocalyptische tijd niet als zodanig te herkennen, maar het is ook een fout daar bij te blijven verwijlen. Johannes XXIII zei eens, dat hij niet hield van die onheilsprofeten, omdat zij feitelijk te weinig geloof hadden in de Geest van God. Zeg maar kortweg te weinig geloof. Bij een apocalyptisch visioen moet het dus niet blijven. Maar eerst moet toch wel de diagnose rond komen.

Vrijdag stond ik in Steijl boven de stoffelijke resten van Moeder Josepha Stenmanns, een medestichteres van de congregaties waar Arnoldus Janssen de grondlegger van is. Zij moest worden herbegraven in verband met haar komende zaligverklaring. En bij die gelegenheid moesten relikwieën worden afgenomen. Laatst in Australië vroeg ik een Jezuïet, of hij de congregatie kende. Natuurlijk, zij zijn in dat deel van de wereld overal bekend, vooral ook in het Verre Oosten. Dat spectaculaire feit, hun verbreiding over de hele wereld in luttele jaren, wordt in de komende zaligverklaring herdacht. Dat hebben deze mensen teweeg gebracht. Op hun geloof alleen. Toen Arnold in de negentiende eeuw in Steijl aankwam, begon hij in een boerenschuur.

De zusters en paters moeten zich nu zorgen maken over het beveiligen van hun gebouwen tegen brand. Honderden deuren moeten worden veranderd en in het naburige klooster van dezelfde congregatie vertelde moeder-overste mij, dat ze in één gang negentien van die groene mannetjes moest laten aanbrengen, die wijzen naar de nooduitgang. Een onderdeel van de voor een belangrijk deel absurde brandweervoorschriften, die nu vooral de katholieke kerk in deze streek teisteren. Nee, het oude idee dat de stichters in Steijl voortstuwde regeert niet meer. Dan krijg je zoiets. In Roermond moesten enkele jaren geleden de Karmelietessen uit hun klooster van de brandweer. Daarna hebben er nog jaren mensen in gewoond, die op de kamer hun eten kookten op open vuren, zo heb ik mij laten vertellen.

Overal verrijzen nieuwe moskeeën en onze prachtige, nog nieuwe kerk wordt afgebroken. Geen spatje roest zit er nog op die spanten. Ik zou het nog kunnen verdragen, dat iedereen van de kerk naar de moskee trok. Maar de mensen blijven toch steken in het retailcentrum, de woonboulevard, de Albert Heijn XL en de futuristische outlet aan de rand van de stad en langs de snelweg. Brrr. En als zij daar nu gelukkig mee zouden zijn, maar dat is voor velen toch echt niet zo. Of slechts maar tijdelijk. Dan hoef je maar een poosje met open ogen mijn werk te doen. Bij de dokters heeft het de afgelopen week weer zwart gezien van de mensen. Zo ook bij mij. Op zondag loop ik langs de ruines van mijn kerk en op maandag moet ik tot tien uur werken om het af te krijgen. Een bevriende collega kwam in arren moede bij mij langs om te vragen of we er maar toch niet weer een dokter bij zullen halen, want het gaat niet langer zo. En als wij nu als dokters de taak van de kerk over konden nemen en konden bogen op grote successen in het welzijn van de mensen, maar dat is ook niet zo. De apocalyptische diagnose is dus terecht. Maar toch. Jezus is overal. Dat is óók zo, en voordat hij verdreven is naar de grote steden in Limburg, zal er toch nog wel wat water door de Maas zijn gegaan. En ikzelf heb hem weer gevonden in al zijn glorie in het kerkje van Asselt.

Ook in het Oosten kent men het begrip van de apocalyptische tijd en men zit er daar niet mee. Het hoort bij de golfbewegingen van de geschiedenis, niet buiten verantwoordelijkheid van de mens, want ook de apocalyptische tijd is een gevolg van Karma. De Boeddhist raakt er echter niet door in de put. Kijk maar naar de Dalai Lama. Hij ziet er gelukkig uit, hoe ver de droom van een vrij Tibet ook weg is. En tenslotte komt er toch weer de keer ten goede. Die is er in feite al. Het Tibetaans Boeddhisme heeft door de gebeurtenissen in de recente geschiedenis een enorm vruchtbare periode doorgemaakt. Vóór die tijd was het een beetje achterlijk, zoals de Dalai Lama zelf schrijft. Het stond nog sterk onder de invloed van de oude Bön religie en zijn bijgeloof. Het Boeddhisme zelf wordt nu juist door de Tibetanen over de wereld gebracht. Zij zijn de autoriteit geworden. En China heeft in de vorm van nu geen overlevingskansen, hoe hoog van de toren het ook blaast, hoe machtig het economisch ook is, en hoe hemeltergend het Westen er ook mee flirt. Het loze gebrabbel zonder de minste consequentie voor mensenrechten is immers maar de geweten sussende tekst van de makelaar in koffie, want de handel met China bloeit als nooit te voren.

En kijk eens naar Franciscus van Assisi, hoe hij in een tijd van afbraak van de kerk gelukkig was met het restaureren van het vervallen kerkje van San Damiano. De paus droomde dat er iemand kwam die de kerk zou redden. En met de opbouw van dat kleine kerkje ging er inderdaad ook weer een nieuwe toekomst voor de kerk open. Het Jodendom heeft in dat soort omstandigheden vaak gebloeid. Apocalyptische tijden kunnen ook voor de gelovige mens persoonlijk heel vruchtbaar zijn. Het is een test, die als je hem doorstaat zeker fantastische resultaten teweeg brengt. Kijk eens naar pater Pio. Hoeveel zware tijden heeft hij in zijn leven niet meegemaakt. Jarenlang op sterk water gezet door de kerk, dat hij nauwelijks een mens mocht zien en nu wordt zijn lichaam tentoongesteld, jaren na zijn dood, en men kan de toeloop van mensen niet aan, juist zoals het tijdens zijn leven was.

Nee, de spirituele mens moet in alle omstandigheden gelukkig kunnen zijn, zij het in het volle bewustzijn van de werkelijkheid van de tijd. Dat is de opdracht. Onheilsprofeet zijn is wellicht een aangenaam tijdverdrijf, maar verder geen oorbaar vak, als je niet aan die voorwaarden voldoet. Ooit hebben ik wel eens geschreven, dat ik waarschijnlijk onder een spanlaken naar een gesticht gebracht zou moeten worden, als de kerk van het Woord Gods gesloten werd. Daar zal het toch niet van komen bij nader inzien. En dat zou ook niet juist zijn. Niet omdat de apocalyptische diagnose niet zou kloppen, maar zij mag niet droef stemmen. Het enige wat de mens droef kan stemmen is de zonde en dat is altijd die van hemzelf, nooit die van de ander. Er is geen sprake van, dat die slopers gelijk hebben, wat iedereen ook staat te prevelen over de brede school, die natuurlijk juist niet breed genoeg zal zijn op het punt waarop ze breed hoorde te zijn. En over veranderende tijden, die vooruit gaan, en over met de tijd meegaan en wat voor men wartaal men ook hoort, als de moderne mens voor zich uit staat te filosoferen.

Het is fout, dit gemopper, ik weet het, en dat komt omdat het toch zo erg is en ik geen heilige ben en omdat de ruïnes daar nu zo schrijnend staan. Hoop houden zelfs in het licht van het ergste, dat is wat de Geest van ons vraagt. Treuren om de tijd is geen betamelijke toestand van het gemoed. Een religieuze mens moet altijd hoop hebben en zijn best blijven doen. Er bestaat geen mislukking voor de gelovige. Gelukkig ben ik nu toch weer een beetje vrolijk, maar gelukkig wél ook via de omweg die nu eenmaal hoort. Het was even kritisch en langs de afgrond. Maar nu ben ik, geloof ik, weer in tune met hen die het vóór mij hebben uitgevochten. Alles wat die dierbare stenen van onze mooie kerk te vertellen hebben is met mij meegegaan en niets, geen woord en geen herinnering, zal ervan verloren gaan.