Druk op enter om de resultaten te tonen of ESC om te annuleren.

Column Beurskens: Geen antwoord

Huilende vrouwZojuist ben ik geroepen om de dood te constateren bij één van mijn patiënten. Een jonge man nog. Enkele maanden tevoren kwam hij op mijn spreekuur, omdat zijn oogwit geel was geworden. Een kwaadaardig gezwel van zijn alvleesklier bleek de oorzaak. De operatie bracht schijnbaar wat verbetering. Hij en zijn vrouw hadden hoop gehad tot het einde, maar als een fataal tikkend uurwerk was dat nu gekomen.

Waarom, wat hebben we fout gedaan? zegt zijn vrouw met verbijstering en ongeloof in haar stem. Ik kan hem niet missen. Zijn kleine zoon van tien probeert zo gewoon mogelijk te kijken … let maar niet op mij, ik kan er wel tegen lijkt hij te willen zeggen. Hij steekt de handen in zijn zakken en leunt tegen de kast. Maar hierin herken ik een beeld van ontzetting, zoals alleen een kind dat kan hebben. Een kind heeft geen uitweg in het woord zoals de groten. Op zo’n vraag kan niemand een antwoord geven. Ik weet alleen dat je niets fout hebt gedaan, dát zeker niet en jouw man ook niet. En zo pruttel ik nog wat voort om al maar duidelijker te maken dat ik niets te zeggen heb.

Antwoorden proberen te geven is eigenlijk helemaal fout. Ze zijn er niet. Je kunt er beter het zwijgen toe doen. In arren moede ga ik maar de overlijdenspapieren zitten invullen.

De moeder Kisagòtami kwam met haar dode kindje op haar arm in wanhoop bij de Boeddha om een antwoord. Hij stuurde haar weg om een mosterdzaadje te zoeken bij een familie waar niemand ooit gestorven was. Een bittere balsem voor je ziel noemde hij haar vruchteloze zoektocht de hele wereld lijdt mee met jouw leed. De Boeddha gaf ook geen antwoord. Elk woord is te veel. God heeft het zo gewild. Hij heeft het goed met je voor, alleen kun je dat nu niet zien. Hij treft degenen van wie hij houdt het ergste. Zoiets mag helemaal nooit door een ander worden gezegd. Hoe hard het ook klinkt zit er misschien toch wel iets in, maar dat zullen mensen dan zelf ooit moeten ervaren. Opstandigheid is wél begrijpelijk, maar logisch heeft zij geen zin. Als God niet bestaat hoef je je niet opstandig te voelen. Het lot is anoniem. Je kunt er niet kwaad op zijn. Als God wél bestaat is hij zeker goed. Daarom is kán het ook geen straf zijn. Zo’n emoties mogen dus op den duur niet vastroesten, want dan leiden zij tot verbittering. Het zijn doodlopende wegen.

Dan is onschuldig lijden dus een mysterie. Maar wij kunnen het haast niet laten in het oog van zoiets vreselijks geen vragen stellen en antwoorden te zoeken. Wij kunnen niet leven met zo’n geheim. De zin en de oorzaak van het lijden, één van de grootste vragen van de mens. Waarom laat God het lijden toe? De theodicee, zoals de theologen zeggen. Bij Jezus kwam men ook al met de dood van jonge mensen, het meisje tegen wie hij zei talitha koemi en de jongen van Naïn. Hij gaf ook geen antwoord. Bij zoiets doorliep hem een huivering staat er in het verhaal van Lazarus. Er is wel een antwoord op de theodicee, maar dat is niet in woorden uit te drukken.