Druk op enter om de resultaten te tonen of ESC om te annuleren.

Column Beurskens: Gnosis

Geloof en weten. Dat is door alle eeuwen heen een enorm dilemma geweest. En ook een tegenstelling. De mens zoekt bewijzen voor het geloof. Dat is in alle tijden zo geweest en zeker ook in de onze. We lezen over bijna-dood-ervaringen, door sommigen al afgekort door BDE. Een ander komt een engel tegen.

Krishnamurti heeft zijn roem te danken over wat hij wist van God. De wetenschap leert ons het eerst zien en dan geloven. Als iemand op de operatietafel bijna dood is geweest en achteraf kan vertellen dat hij een paar schoenen op het dak van het ziekenhuis zag staan, toen hij terug kwam gevliegen -en ze staan er-, dan geldt dit als een bijdrage aan de kennis van het transcendente. Zie je wel, het is zo.

Vanuit de kerk heeft het kennen van God door de hele geschiedenis heen op een steevaste veroordeling kunnen rekenen, te beginnen met de Egyptische gnosis, de Manicheeërs, en in de Middeleeuwen met als bekendste voorbeeld de Katharen. Zij waren één van de armoedebewegingen. Die van Franciscus was een andere. Het uitgangspunt was hetzelfde: terug naar de armoede van het begin. Franciscus bracht het tot een beweging die de wereld omspande en die nu nog vitaal is. De Katharen, de zuiveren, ondergingen een vreselijk lot en werden zowat uitgeroeid. Als men iets leest van hun geschriften, beseft men waar het verschil in lag. De Katharen meenden tenslotte dat zij iets wisten van God en Franciscus van Assisi geloofde in Hem. Overigens is daarmee niet gezegd dat er ook maar enige rechtvaardiging is voor de behandeling van de Katharen, maar daar gaat het hier niet over.

De gnosis is een zo constant patroon, dat verborgen en verdwenen geschriften, door de kerk verboden, bijna altijd met kennis van God van doen hebben. Mensen denken dan dat de kerk die geschriften verbergt, omdat er kennis van God bestaat, terwijl het natuurlijk juist andersom is: er bestaat geen kennis van God en daarom verdwenen die geschriften. Mensen denken dus, dat de kerk iets verbergt dat met kennis van God te maken heeft: dat is ook zo, want kennis van God bestaat niet. De Nag Hammadi-bibliotheek, het Corpus Hermeticum, de Dode-Zee rollen: er staat niet veel bijzonders in, en zeker niets nieuws. Het enige bijzondere is, -en dat is echt bijzonder-, dat de oude Bijbelse teksten ons zeer getrouw zijn overgeleverd, -tot op de letter-, zoals uit de Dode Zee- rollen blijkt.

In het paradijs al lijkt het streven naar kennis absoluut verboden te worden. Adam en Eva mogen niet eten van de boom, die kennis geeft van goed en kwaad. Goed en kwaad schijnen een mysterie te moeten blijven. Veel sekten tegenwoordig zeggen hun leden hoe het in elkaar zit: zij geven hun leden kennis van de absolute werkelijkheid. Zo kan men door de hele geschiedenis het patroon herkennen van de mens, die zwicht voor de verleiding om maar te willen weten van God, en dan niet te hoeven geloven. En de beschuldiging van Fjodor Dostojewski aan het adres van de Russische staatskerk door de mond van de Groot-Inquisiteur is dan ook een beschuldiging van gnosis en dat is het ergste wat er is … omdat zij [wij] die enigen zijn die weten dat er allemaal niets van waar is. Wij geven ze een zorgeloos liedje op hun lippen. Wij geven ze een hogere macht om voor neer te knielen.

Het rationalisme van de Verlichting is de gnostische stroming, die onze tijd nog wel het meeste beïnvloedt. Gek genoeg begint het vaak met iets moois: vrijheid, gelijkheid, broederschap, maar het eindigt met satansmissen in de Notre-Dame, met Robespierre en de dwaze veldtocht van 500.000 Fransen naar Moskou. Het begint met verheffende gedachten van een Duitse geleerde aan de idyllische oevers van de Rijn en het eindigt met Stalin. Het lijkt wel alsof idealen die verheven worden tot absolute kennis omslaan in het tegendeel.

De filosoof, die dit gevaar het beste heeft gezien, was Søren Kierkegaard. Hij trekt ten strijde tegen het idealisme van Hegel en werd de profeet van het geloof. Het geloof was voor hem een sprong in het absolute duister, die nergens door mag worden gerelativeerd en zeker niet door kennis. Kennis bederft alles. Iemand die gelooft omdat hij een engel is tegengekomen is de kinderschoenen niet ontgroeid. Iemand die gelooft omdat het hem gelukt is geesten op te roepen is met iets bezig wat wellicht een basis in een werkelijkheid heeft, maar die heeft in ieder geval niets met God te maken. Iemand, die zijn vroegere levens doorleeft, heeft met iets van doen dat voor de oosterling werkelijk bestaat, maar het heeft niets met God te maken en evenmin met het Nirvana.

Alles wordt nog moeilijker gemaakt, als we zien dat bij verlichte en heilige mensen dingen gebeuren die wel met de bovennatuur te maken lijken te hebben. Zij doen wonderen. Zij genezen mensen. Franciscus temde de wolf van Gubbio. Pater Pio had bilocatie: hij wordt op meerdere plaatsen tegelijk gesignaleerd, terwijl hij het gehucht San Giovanni Rotondo, waar hij zijn hele leven heeft geleefd, zelden of nooit heeft verlaten. Laatst zag ik de processtukken van Mutter Maria Josepha Stenmanns, die waarschijnlijk het volgend jaar zalig wordt verklaard in Tegelen: een jonge man in Zuid-Brazilië geneest van een gescheurde darm, die men chirurgisch niet meer had kunnen repareren. Wat moet je daar dan mee?

Misschien kunnen we daarvoor bij de heilige mensen zelf te rade gaan. Zij schrokken er meestal verschrikkelijk van als zij zo’n mogelijkheden bij zichzelf ontdekten. Zij hadden grote moeilijkheden met wat zij konden. Deze mensen waren er bang voor, dat zij de naam zouden krijgen van iets te weten. Dat zij de bron zouden zijn van iets dat het geloof betrekkelijk maakte. Deze walging van zo’ n ontwikkeling in zichzelf heet christelijke nederigheid. Deze mensen wisten dat zij, als zij daarvan los raakten, verloren waren. Teresia van Avila schaamde zich voor dit soort dingen en moedigde haar medemensen aan nooit een verschijning te vertrouwen. En toen zij zelf levitatie kreeg raakte ze helemaal in paniek en verzocht de medezusters haar met geweld tegen de grond te houden, wat geen kleinigheid was want zij was erg dik.

Blaise Pascal heeft ook ervaringen van God gehad. Het begon bij hem met polemiek tegen zijn tijdgenoot Descartes, de grondlegger van de wiskunde en de moderne wetenschap. Write against those who probe science too deeply. Descartes. En dan bedoelde hij niet de wetenschap als instrument om de schepping mooier te maken, maar de wetenschap die pretendeert te weten van de absolute werkelijkheid, de wetenschap die een einde probeert te maken aan het mysterie. Toen Pascal echter zelf een ervaring van God kreeg, kon hij alleen maar enkele woorden voor zich uit stamelen, God van Abraham, God van Israël … Het papiertje waarop hij ze neerschreef vond men na zijn dood nog in de zoom van zijn kleed terug.

Dit zijn ervaringen, die de mens voorgoed veranderen, die hem voorgoed verlossen, maar hem ook voorgoed verwonderen, zoals het oude Schotse liedje gaat …

Amazing grace how sweet the sound
That saved a wretch like me,
I once was lost but now am found,
Was blind, but now I see.
Was grace that taught my heart to fear
And grace my fears relieved
The hour I first believed

Through many dangers, toils and snares
I have already come,
is grace that brought me save thus far
And grace will lead me home,
When we’ve been there ten thousand years
Bright shining as the sun;

We’ve no less days to sing God’s praise
Than we first begun.

Er bestaan dus wèl ervaringen van God, ervaringen die na het geloof komen, die met geloof en zien te maken hebben en niet met eerst zien en dan geloven. Volgens Dag Hammarskjöld is de voorwaarde het geloof en de nederigheid van het geloof. Dit is ook wat de arme mens van nu kan redden. Het kan van te voren wel een bitter medicijn lijken, maar het is het enige dat helpt. Søren Kierkegaard zei van zichzelf … that his life had been a ‘great and to others incomprehensible suffering’, which looked like ‘pride and vanity’ but ‘wasn’t’. Maar op dit punt bestaan wonderen dan echt wel, met de woorden van Dag Hammarskjöld …

Voor wie gelooft
zal het laatste wonder
groter zijn dan het eerste

En Søren Kierkegaard kon op zijn graf laten zetten na een leven van de verschrikkelijkste psychologische turbulenties -en dat zijn dan echte ervaringen van God- …

In yet a little while
I shall have won;
Then the whole fight
Will at once be done.
Then I may rest
In bowers of roses
And perpetually
Speak with my Jesus.

En met de woorden van Jezus zelf … zalig zij die niet gezien en toch geloofd hebben.