Column Beurskens: het natuurlijk beloop
Tijdens de afgelopen griepperiode komt Jan, een zelfstandig ondernemer, op mijn spreekuur met verschijnselen van een keelontsteking. Hij wil ‘iets goeds’, want zijn zaak moet open blijven. Witte plekken op zijn amandelen geven de indruk dat het gaat om een bacterie als verwekker. Als ik hem penicilline geef zal hij eerder op de been zijn. Dat doe ik dan ook.
Eén van mijn longpatiënten, Corry, klaagt over het grote aantal medicijnen dat zij heeft: drie soorten pompjes en regelmatig nog een penicillinekuur, gecombineerd met prednison. Ik leg haar uit dat de elasticiteit sneller uit haar longen zal verdwijnen, als we haar ziekte op het natuurlijke beloop laten. Op oudere leeftijd zal zij dan gemakkelijk emfyseem kunnen krijgen.
Deze twee voorbeelden gaan over iets ‘doen’ aan een ziekte. Voor Corry kan de huidige geneeskunde echt iets bereiken om haar levenskwaliteit, zeker ook in de toekomst, te verbeteren. Jan met zijn eenmansbedrijf moet gewoon doordraaien, omdat de markteconomie hem daartoe dwingt. Het zou misschien goed voor hem zijn, als hij eens een week of twee thuis bleef. Met zijn koorts had zou hij het beste het bed kunnen houden. Overdag thee met citroen en ’s avonds een hete grog. Hij zou dan zijn ziekte overwinnen met zijn eigen weerstand, die daar sterker van zou worden.
Een ziekte heeft ons wat te vertellen en die boodschap moet niet worden genegeerd door alleen maar de bacterie uit te schakelen. Het is niet voor niets dat zijn weerstand die gewone bacterie nu net niet aankon. Misschien is mijn beslissing om aan zijn vraag om penicilline toe te geven wel een verkeerde geweest.
Zelden in de geschiedenis zijn de mensen schijnbaar zo onmisbaar geweest als in onze consumptiemaatschappij. Veel mensen raken uitgeput en verliezen zo hun zin in het werk. Als we de gewone tekenen van ons lichaam en geest serieus nemen en naar hun taal luisteren hoeft het zover niet te komen. Maar onze maatschappij laat dat doorgaans niet toe.
Een ziekte kan heel vaak aan haar gewone beloop worden overgelaten. De beroemde Joodse geneeskundige en mysticus Maimonides uit de twaalfde eeuw klaagde over zijn volle wachtkamer en dan moest hij ’s morgens nog eerst naar de sultan van Egypte, die ook altijd wat had. Als ik thuiskom, tref ik vele mensen in de gangen … een bonte menigte. Ik stijg van mijn rijdier af en was mijn handen. Dan probeer ik ze te helpen als medicus. Ik geef ze voorschriften voor de behandeling van hun ziekten. Tot ’s nachts blijven de patiënten komen. Als de nacht aanbreekt ben ik òp van zwakte. Ik kan niets meer zeggen.
Zijn taak bestond grotendeels uit het geven van voorlichting over het natuurlijke beloop van ziektes. Blijkbaar vonden de mensen dat in zijn tijd al heel wat.
Wim Beurskens
Reacties
Reageren is uitgeschakeld voor dit bericht