Druk op enter om de resultaten te tonen of ESC om te annuleren.

Column Beurskens: over de liefde

Tarari que te vi

De heilige Teresa van Avila door Gianlorenzo Bernini in de Santa Maria della Vittoria in Rome. De Teatijnen zijn een oude orde uit de tijd van de Jezuïeten. Hun kerk is de enorme Sant’ Andrea della Valle, dichtbij de Piazza Navona in Rome. In de honderden jaren oude gewelven van het aangrenzende klooster bevindt zich de refter, waar we zitten te eten. De generaal-overste, Valentin Arteaga, geboren in La Mancha, heeft vorig jaar een wereldprijs voor mystieke poëzie gewonnen in Quito, de Fernando Rielo-prijs. Hij had vandaag een nieuwe slogan. Als zoiets hem door het hoofd speelt, hoor je het dagen achter elkaar.

Tarari que te vi.
J lo que te rondaré, morena.

Het betekent zoiets als … hoe lang moet ik nog om je heen draaien, brunette. Tarari klinkt als een geweersalvo. Het meisje schrikt ervan op. De jonge man is vol zelfvertrouwen. Hij gunt de dame wel wat tijd om hard to get te spelen, maar voor de bijl gaat ze toch. Natuurlijk zijn liefdesgedichten gewoonlijk niet de talk of the day in het klooster, maar een beetje liefdesgedicht is mystiek uit te leggen. Ook de relatie met God gaat tenslotte alleen over de liefde. Dat is de enige inhoud ervan. Er is geen ander verkeer met God mogelijk dan door de liefde. De ervaringen van mystici vallen daarom onder de categorie van de liefde en zijn daar niet van te onderscheiden. Verander in een enigszins fatsoenlijk liefdesgedicht de naam van de geliefde in de naam van God en je hebt een mystieke gedicht. Anders was het Hooglied natuurlijk ook nooit in de Bijbel gekomen.
Het tarari gaat dan over de mens, die zich helemaal op God heeft gericht, maar die geen antwoord krijgt. Hij kan gaan klagen en God verwijten maken, of hij kan ophouden in God te geloven of hij kan de schuld bij zichzelf zoeken, want misschien is hij het antwoord van God wel niet waard. Dit zijn drie foute oplossingen. Ieder mens van goede wil krijgt de hemel open en is dat ook feitelijk waard, want Maulana Jalalu-‘d-dín Rumí zegt daarvan …

Know this for ‘He loves them that love Him.’
The sum is this, that whoso seeks another,
The soul of that other who is sought inclines to him.

En ook van Maulana Rumi …

Niemand zoekt vereniging met zijn geliefde,
zonder dat die geliefde ook vereniging met hem zoekt.

Dus als we het gevoel hebben dat God stil is en als we daaronder lijden is dit een bewijs dat Hij op zoek is naar ons. Dat is dan al zo zeker als de voltooid verleden tijd. En dit is toch een hele geruststelling en een verdergaande bevestiging dan wij ooit durfden dromen. Natuurlijk is dit ook de werkelijke inhoud van het godsbewijs van Anselmus van Canterbury, het ontologische. Als ik God kan denken bestaat hij ook. Maar denken is geen categorie die bij God hoort en voor de mens is het geen wezenlijke categorie. Van God hou je alleen. Daarom is wat hier wordt gezegd door de mystici naadloos te leggen langs de gedachten van Anselmus.

De minnaar van het tarari twijfelt er niet aan, dat hij de vrouw zal veroveren, of dat hij zelf mooi is. Hij is vol zelfvertrouwen, dat hij zijn doel zal bereiken. De verovering hoort erbij, maar ze moet het nu ook weer niet overdrijven. Zo kan een mens ook vertrouwen op God en vertrouwelijk met Hem omgaan. Hij weet dat hij begerenswaardig is voor God, zonder één denkbare uitzondering. En dat is in het gewone liefdesleven toch wel eens anders. Het zijn er toch niet veel, die het zich kunnen veroorloven te zeggen … mens, schiet nou toch eindelijk eens een beetje op. En dat ze dan al opveert. Maar tegen God kun je dat wél zeggen. Het gedichtje is op het scherp van de snede. Hij is zeker van zijn zaak, die Spaanse Don Juan. Maar de mens die God zoekt kan ook zeker zijn van zijn zaak. Een minnaar, die twijfelt heeft te weinig hoop, te weinig geloof in zichzelf en dan lukt het niet. En die oude, Middeleeuwse hulpwerktuigen van ‘s mensen liefde tot God, dat waren toch immers ook het geloof en de hoop.

Volgens Rumi mogen wij voor het tabernakel best wel het tarari uitspreken. En dan gaat er ook een schokje door het tabernakel. Een mens die bidt: voor hem is God al gevallen. Zoveel hoop mogen wij hebben, want voor de bijl gaat Hij toch, want God is geen God der wrake, hij is geen toornige God, maar een God van liefde …

Did not I engage thee to call upon me?
That calling ‘Allah’ of thine was my ‘Here am I,’
And that pain and longing and ardour of thine my messenger;
The struggles and strivings for assistance
Were my attractions, and originated thy prayer.
Thy fear and thy love are the covert of my mercy,
Each ‘O Lord!’ of thine contains many ‘Here am I’ s.

Maulana Jalalu-‘d-dín Rumí.

Als God erg lang wegblijft, kan dat een zeer pijnlijke ervaring zijn. Je hebt de ene geliefde in de steek gelaten, de wereld en haar leegte, en de nieuwe geliefde laat op zich wachten, zo zegt Teresa. Geen mens zoekt het lijden, of het moet ergens goed voor zijn. De mystici hebben het allemaal voor iets fabelachtig aantrekkelijks gedaan en als het uitbleef, vonden ze dat onmogelijk te verdragen. Rabindranath Tagore klaagt in de Gitanjali …

Clouds heap upon clouds and it darkens.
Ah, love, why dost thou let me wait outside
at the door all alone?
In the busy moments of the noontide work
I am with the crowd, but on this dark lonely day
It is only for thee that I hope.
If thou showest me not thy face,
If thou leavest me wholly aside,
I know not how I am to pass these long, rainy hours.
I keep gazing on the far away gloom of the sky,
And my heart wanders wailing with the restless wind.

En Søren Kierkegaard zegt dan bemoedigend … without the death throes that are the birth pangs of faith, without the shudder that is the beginning of worship … one cannot immediately and directly come to know what cannot be known directly … zonder de doodskrampen, die de barensweeën van het geloof zijn, zonder de huivering, die het begin is van aanbidding, kan men niet onmiddellijk en direct te weten komen, wat niet direct geweten kan worden.

Een echte minnaar bewijst zich door zijn pijn van de ziel,
geen ziekte is er dan de ziekte van de ziel … Maulana Jalalu-‘d-dín Rumí.

Fasten seat belts dus. Iedere minnaar weet, dat liefde ook pijn doet, zelfs heel vaak pijn doet. Wij mogen dus niet jammeren, omdat het pijn doet. Teresa van Avila kon het allemaal doorstaan om de visioenen, die ze had van Zijne Majesteit, de ontmoetingen met Hem, om de omhelzing die hij voorbereidt voor de gelukzaligen, zoals Thomas à Kempis zegt. Alles wilde zij lijden voor dat moment. Bernini treft het goed in zijn sensuele beeld van haar, als zij getroffen wordt door de pijl van een engel, die meer lijkt op een cupido dan op een gevleugelde boodschapper uit de hemel. Gezucht moet er dus worden, maar niet dof en woordeloos, alsof er geen hoop is. De echte minnaar moet zweven tussen de liefde aan de ene kant en geloof en hoop aan de andere kant. Lijden is hier niet uit weg te denken, maar het is geen zinloos lijden. Het is geen wanhoop. Elk oprecht gebed wordt verhoord, ja zelfs elke smartelijke zucht wordt gehoord en nooit meer vergeten. En de groten zeggen dus, dat Hij zélf de bron ervan is. Als je dát voelt bestaat God en is hij met je bezig. Maulana Rumi hier spreekt … he would have felt deep sorrow and have heaved many sighs, and each of these sighs would, in the sight of God, have counted for as many as two hundred ordinary prayers … ( hij zou diepe droefheid hebben gevoeld en hij zou vele zuchten hebben geslaakt, en elk van deze zuchten zou, in de ogen van God, geteld hebben voor zo veel als tweehonderd gewone gebeden) .

Een Islamitische wijze ging eens naar Mekka, maar hij trof de Ka’ba daar niet aan. Zij zeiden hem … de Ka’ba is weg om een vrouw, Rabi’a al-Adawiya, te verwelkomen. De wijze was geschokt, want hij had veertien jaar gebeden voor dit moment en nu was de Ka’ba er niet. Toen hij Rabi’a later tegenkwam, zei hij tegen haar … Yes, indeed, for fourteen years I traversed the desert in prayers! Rabi’a zei You traversed it in prayer, I in longing … ja, inderdaad, gedurende veertien jaar heb ik de woestijn doorkruist in gebed! Rabi’a zei … jij doorkruiste hem in gebed, ik in verlangen.

Philo van Alexandrië, de hellenistische Jood, zegt … but God … gladly invites all who choose to honor him under any form whatever, deeming no one to be deserving of contemptuous dismissal. Maar God nodigt met blijdschap allen uit, die ervoor kiezen hem te eren onder welke vorm dan ook, niemand inschattend als een verachtelijke heenzending te verdienen. Het is geluk op een andere trede. Wat het lijf en de geest hier dan voelen op aarde doet er niet veel toe. Het lijden op aarde verbleekt in het onbeschrijfelijke licht van Zijne Majesteit, zou Teresia zeggen. De heiligen hebben iets met het lijden gedaan, dat het tenslotte vernietigde. De Bhagavad Gîtâ … from the world of the senses, Arjuna, comes heat and comes cold, and pleasure and pain. They come and they go: they are transient. Arise above them, strong soul … the man whom these cannot move, whose soul is one, beyond pleasure and pain, is worthy of life in Eternity … van de wereld van de zinnen, Arjuna, komt hitte en komt kou, en genot en pijn. Ze komen en ze gaan. Stijg hierboven uit, sterke ziel! … De mens die hierdoor niet bewogen wordt, wiens ziel één is, boven genot en pijn, is waardig het leven in Eeuwigheid!

De groten hebben toch alleen voor het geluk geleefd en om de vreugde hun weg vervolgd. Heiligenlevens zijn altijd liefdesgeschiedenissen met God, maar ook met de medemens, vaak zo stormachtig en tumultueus als die van een teenager. Het koninkrijk der hemelen waarvan de toegang zo nauw is volgens Jezus, moet toch beslist iets geweldigs zijn. But the prizes in store for those who serve me for myself will be those of friendship … ( maar de prijs voor hen die mij dienen om Mijnentwil alleen is die van de vriendschap) … zegt Philo van Alexandrië en dat is het mooiste wat een mens kan overkomen. Voor de gevorderden komen lang vergeten woorden terug zoals liefde en vriendschap. Het leven wordt niet steeds gekker, integendeel steeds ‘normaler’, maar dan met een gouden glans. De hel waar Teresia ooit in gekeken heeft, daar wil ze toch niet heen en ze weet ook dat ze er niet in komt. Ze hoort er wel in thuis, vindt ze. Al het verschrikkelijke, dat ze meegemaakt hadden, was de moeite waard geweest en het verschrikkelijke dat zij later in de ogen van de mensen soms nòg meemaakten was in hun eigen ogen als niets. Door wat er tegenover stond. Alles wilden ze lijden voor één moment met de geliefde. Hier ligt ook de ervaring van Stefanus als hij bidt voor hen die hem stenigen. De kerk viert zijn feest op Tweede Kerstdag. Stefanus was een Verlosser geboren en toen kon hem niets meer gebeuren. Het onomkeerbaar lijkende zwarte is toch vaak overgegaan in geluk, en dan niet alleen als gevoel, maar als iets echts. Philo van Alexandrië … but meeting is often without one’s volition, and this is so in order that the divine Logos, manifesting itself suddenly as a fellow-traveler to a desolate soul, might tender it an unexpected joy, greater than hope. Maar de ontmoeting is vaak buiten de eigen wil gelegen en dat is zo, opdat de Goddelijke Logos, zich plotseling manifesterend als een mede-reiziger aan de verlaten ziel, haar mag bereiden een onverwachte vreugde, groter dan hoop.

En de troost is deze…

When in this heart the lightning spark of love arises,
Be sure this love is reciprocated in that heart.
When the love of God arises in thy heart,
Without doubt God also feels love for thee.

… Maulana Rumi.

I have prepared for my righteous servants that which no eye has seen, which no ear has heard, and which has not occurred to the human mind. Ik heb bereid voor mijn rechtvaardige zielen, wat geen oog heeft gezien, wat geen oor heeft gehoord, en wat nooit is opgekomen in de menselijke geest … zegt al-¬Ghazzali. No soul knows what comfort is laid up for them secretly. Geen ziel weet welke vertroosting in het geheim voor hem gereed ligt … aldus de Koran. En de Bhagavad Gîtâ … thus joy supreme comes to the Yogi whose heart is still, whose passions are peace, who is pure from sin, who is one with Brahman, with God. The Yogi who pure from sin ever prays in this harmony of soul soon feels the joy of Eternity, the infinite joy of union with God. Zo komt de allerhoogste vreugde tot de Yogi wiens hart stil is, wiens passies vrede zijn, die zuiver is van zonde, die een is met Brahman, met God. De Yogi die zuiver van zonde altijd maar bidt in deze harmonie van de ziel zal spoedig de vreugde van de eeuwigheid voelen, de oneindige vreugde van de vereniging met God. De Bhagavad Gîtâ houdt niet op het wonder te beschrijven. Dat er geluk kan zijn op deze aarde. Dat er een hemel op aarde is. En het is nooit te laat. Er zijn geen verlorenen.

De overste gaat vandaag direct weer in de aanval. Ik zie aan zijn ogen, dat hij op het oorlogspad is. La vita è bella, non è vero, dottore? Natuurlijk … zeg ik. Daar is in mee te gaan. Het leven is mooi, anders zie je het verkeerd. Maar dan … e la morte è bella. Ik hou vol. Certo, padre, certo. Natuurlijk als het leven mooi is, is de dood ook mooi. Anders lig je je het hele leven toch maar druk te maken over de dood en dan is het leven ook niet meer mooi. De angst voor de dood is de motor achter heel veel consulten in mijn spreekkamer. Ik verdien er de kost aan. La morte è la pienezza della vita. De dood is de vervulling van het leven. Het doet me denken aan die zuster uit Turijn, geboortig in de woeste bergen van Zuid-Tirol, die me zei … alles kunnen ze me afnemen, maar mijn dood, die nemen ze mij niet af. Zij verheugde zich er al op, werkelijk. Dat is ook de martiale, Spaanse mystiek die spreekt uit de gedichten van deze andere man van La Mancha, Valentin Arteaga, de overste. En de genadeslag komt triomfantelijk … e la sofferenza è bella. Het lijden is mooi. Zeg dat maar niet in Tegelen. Straks heb ik niks meer te doen. Maar ja, toch is het natuurlijk zo. Het pad naar geluk in dit leven gaat alleen over deze weg. Certo, padre, certo.