Column Beurskens: Roken, als metafoor voor waarheid en vrijheid
(onderstaande column werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift Inspiratie)
Roken
Wim Beurskens
Maarten is 44 jaar en hij heeft een vernauwing van een grote slagader in zijn rechterbeen. Hij rookt stevig en roken heeft een heel slechte invloed op zijn ziekte. Ik ben dan ook bezig met mijn anti-rookpreek. Op zoek naar passende bijvoeglijke naamwoorden om roken in een zo kwaad mogelijk daglicht te stellen dwalen mijn ogen door de spreekkamer en mijn blik valt op één van de instrumentenkastjes. Daar staat een asbak vol met peuken. Ik slik even en kijk weer naar Maarten. Maar hij heeft het al gezien. Hij glimlacht, want hij weet dat mijn assistente rookt als een ketter.
Jan zit voor me en steekt een tirade af tegen roken en over hoe hij rokers die bij hem bezoek komen buiten zet, zelfs ten koste van oude vriendschappen. Ik word wat kriegelig en vraag me af waarom. Roken is toch slecht of niet dan? Jan was zelf ooit goed voor anderhalf pakje per dag. Hij is bekeerd, nadat een keer wat bloed bij het slijm gelukkig toch niets bleek te zijn. Toen bedacht ik bij mezelf met je roken viel je mensen lastig en nu doe je hetzelfde met je kruistochten tegen roken: jij valt dus altijd mensen lastig.
Zelf heb ik nooit gerookt, omdat op de leeftijd dat ik die beslissing nam, einde zestiger jaren, al ruim bekend was dat roken slecht is. Een schooltoneelstuk hebben ze ervoor moeten herschrijven en de enige sigaret die ik ooit heb gerookt was een hasj-sigaret in een groen vloeitje. De groene kleur heb ik met een tandenborstel van mijn lippen gepoetst, omdat ik bang was dat iemand het zou zien.
Ooit kwam ik aan in een goed hotel aan in San Francisco. De man aan de receptie vroeg of ik een rokers of een niet-rokers kamer wilde. Nu heb ik de gewoonte om na een dag vol indrukken in een vreemd land ’s avond mijn reisicoon open te zetten en de gedachten te ordenen door wat te mediteren of te bidden. Ik zet er dan een theelichtje voor en steek ook vaak een wierookstokje op. Dit is me al twee keer komen te staan op de brandweer voor de deur, één keer met de helmen al op, want de rookmelders van tegenwoordig zijn erg gevoelig. Ik kan het echter toch niet laten. Om problemen te voorkomen zei ik de klerk dan ook dat ik een rokers-kamer nam. Zijn misprijzende blik had me moeten waarschuwen. Ik kwam uit in een geelgerookte handelsreizigerskamer met uitzicht op de verwarmingsketel. De thermostaat hing uit de muur en stond zeker niet meer in verbinding met die ketel. Het geheel had in geen decennia meer verf gezien en het rook er naar de morgen na een feest. De anti-rook hetze is trouwens een Westers verschijnsel, want in de Arabische wereld maak je dit niet mee. Daar paft iedereen er lustig op los.
Het gaat hier over het oude dilemma tussen waarheid en vrijheid. Roken is slecht voor de bloedvaten en je maakt een dikke kans er kanker van de te krijgen. Dat is de waarheid. De vrijheid van mensen is echter even wezenlijk. Als iemand voor een slechte gewoonte kiest dan is dat zijn goed recht. Het bewijs dat meeroken in belangrijke mate kanker veroorzaakt is flinterdun. Normale medemenselijkheid en niet een draconische straf moet longpatiënten beschermen tegen onze rook. Als wij elkaar niet méér aandoen dat wat sigarettenrook, dan zou de wereld een waar paradijs zijn. Roken is slecht, maar de kruistocht tegen roken kan een eigen onwaarde krijgen die schadelijker is dan het voordeel van goede voorlichting over een slechte gewoonte.
Een genoeglijk puntje tot slot is dat waar de kerk vaak wordt verweten, dat zij de spanning tussen waarheid en vrijheid niet goed vasthoudt, het in onze cultuur van de vrijheid bij het roken ook helemaal niet lukt: de vrijheid wordt dan opgeofferd aan de waarheid.
Reacties
Reageren is uitgeschakeld voor dit bericht