Druk op enter om de resultaten te tonen of ESC om te annuleren.

Column Beurskens: Sich lieben lassen

De kloosterzuster op consult neemt revanche, zoals ze het zelf zegt. Een mens moet sich lieben lassen. Ik maak me veel te druk. Accepteer nou eens genade zonder er direct iets voor terug te willen doen. Als een gratis cadeau. Merkwaardig genoeg stemt het overeen met wat iemand anders me zei, dat ze namelijk vrijwel voor niets had gekregen waar ik zo’n omwegen voor had bewandeld. En een vriend bij wie ik me beklaagde over de drukte mailde per omgaande dat hij daar geen medelijden mee kan hebben. Dit alles in twee dagen.

De Boeddha zegt dat je je eigen ego moet opofferen om gelukkig te worden. Jezus zegt in de Bergrede iets dergelijks. Een schijnbaar gruwzaam voorschrift dat nog tijdens die woorden aan de oevers van het meer van Gennesaret verteerbaar wordt gemaakt. En de Boeddha belooft ermee het einde van het lijden. Want je hoeft je nooit meer druk te maken over de dag van morgen. Uw Vader in de hemel weet immers wat U nodig hebt... En ieder gebed wordt verhoord. Wat je vraagt krijg je. Een aangename verrassing als je je denken en moeheden van iedere dag overweegt. Natuurlijk gaat het inderdaad vrijwel altijd over het verleden of de toekomst, over gisteren of morgen. Over de dingen die nooit waar worden of over de dingen die al verleden tijd zijn. Nergens over dus.

Sich lieben lassen. Een beetje truttige en brave kloostertaal is het wél. Maar hij gáát ergens over. De sleutel ligt voor ons inderdaad in de Bergrede. Die heeft tegelijk iets ongelooflijk moeilijks, maar ook iets ongelooflijk gemakkelijks. Als je steeds maar prakkiseert heb je er zó weer een kar mest bij en dat hoeft helemaal niet. Op het einde van de weg is er beslist een vereenvoudiging van het probleem. Iets dat het simpeler maakt dan dat je ooit had gedacht. Streef steeds naar de laagste plaats, steeds naar minder bezit … zegt Thomas à Kempis, alle heiligen en helden verder herhalend. Alles afschudden en daarmee je openen voor de liefde Gods, die geen mens aan een ander kan beschrijven. En daarna moet het wel gemakkelijk zijn, want zij stelt al het andere in de schaduw.

De zuster merkt op dat ik mij een biechtvader moet aanschaffen. Het valt te hopen dat ze dit niet zegt, omdat ik er eens flink van langs moet krijgen. Een biechtvader kan het ook wel eens gemakkelijker maken dan jezelf dacht. De mensen die biechten en van wie ik er wel eens iets over hoor komen er vaak maar genadig van af, denk ik soms. De kerk legt immers gewoonlijk lichte straffen op. Als een mens maar berouw heeft en van goede wil is. De laatste keer dat ik heb gebiecht was in het jaar 2000. Om een volledige aflaat te krijgen in het heilig jaar. Daarvóór was het 34 jaar eerder, terwijl ik tegen de Indische Jezuïet in de Santa Maria Maggiore die me overviel met de vraag, per ongeluk twintig jaar had gezegd. Ik kwam ervan af met een paar Weesgegroetjes en een kruisweg bidden. Dat heb ik meteen gedaan in de Sint Jan van Lateranen. En daarna ben ik nog een vis gaan eten met witte wijn erbij aan de via Vittorio Veneto, op een terras in de stralende zon. Dat was een goed gevoel.

Niet dat ik niets heb met biechten. Ik doe het steeds. Het hoort bij het wezen van de mens. Berouw, hét onmisbare ingrediënt van het biechten, werd geschapen vóór de zichtbare wereld, zo zegt de Talmoed. Maar ik heb altijd gedacht dat je het voor God zélf moet doen. Dat is genoeg, zoals ook in de Islam wordt gezegd. Maar de zuster denkt er anders over. God houdt meer van mensen dan mensen van elkaar en de mens van zichzelf. Daar is de biechtvader ook de vertolker van. De teloorgang van het biechten in het Westen is rampzalig. Dat kan zonder veel omwegen worden gezegd. Niet omdat de mens niet meer van zijn zonden afkomt -want die vallen nogal eens mee- maar omdat hij zo het zicht mist op zijn eigen beminnelijkheid.

Ja, beminnelijk zijn we in Gods ogen in ieder geval. Kijk maar eens hoe er in de kerk gestunt wordt met vergeving. Enkele dagen geleden was ik in Nettuno op het Amerikaanse oorlogskerkhof aldaar. Dat gaf genoeg stof tot overdenking die middag, maar de zusters wilden per se ook nog naar Maria Goretti. Ik had de naam door de jaren heen vaak genoeg gehoord, maar ik was er nooit achter gekomen wat ze eigenlijk gedaan had. Het blijkt dat ze op elfjarige leeftijd bij een poging haar te verkrachten dodelijk gewond was geraakt door veertien messteken. Twee dagen later stierf ze met een kruis in de hand, nadat ze de dader vergeven had. De dader kreeg in de gevangenis berouw na een verschijning van Maria Goretti, die hem bij zich in de hemel wilde hebben. In 1950 werd ze door de paus heilig verklaard, terwijl haar moeder en haar moordenaar bij de plechtigheid aanwezig waren. Van zo’n verhalen smolt de gelovige indertijd. Het ware dus goed als de Westerse mens er nu ook nog van smolt.

Je hoeft niet altijd iets te doen met genade. En terugbetalen hoef je ze al helemaal niet. Dat gaat toch niet. Je kunt ze immer dankbaar aanvaarden, want je bent ze nooit waard. De mens in zijn eentje raakt wel eens het spoor bijster, als hij alleen biecht voor God. Ja, misschien willen de zuster en die anderen dát wel zeggen. Daarom, wat me in die twee dagen is verteld, –sich lieben lassen– beschouw ik maar als de woorden van een virtuele biechtvader, twee vrouwen en één man sterk. Het zal wel genade zijn. De Heilige Geest die als drie biechtvaders ongenood mijn bestaan binnendringt. Wonderlijk. Laat ik Hem maar welkom heten, want van wat Hij hier nu eventjes zegt, daar smelt ik van.