Druk op enter om de resultaten te tonen of ESC om te annuleren.

Column Beurskens: Tijd

Onze werkwoordsvormen hebben met tijd van doen. Zij duiden verleden, heden en toekomst aan. Het Hebreeuws kent ook stamtijden, maar die gaan niet over tijd. Deze oude taal heeft een vorm waarin je een verhaal vertelt en een niet-verhalende vorm. Er is geen behoefte om iets anders dan het heden aan te duiden. Jezus zegt zelf dat we ons om de dag van morgen niet moeten bekommeren. Iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen leed. In het Onze Vader bidden we om het dagelijks brood van vandaag en niet alvast voor dat van morgen. Een caféhouder in ons dorp heeft op zijn raam staan morgen gratis bier, terwijl Janis Joplin zong there is no tomorrow . Vaak zie ik op mijn spreekuur mensen die plannen maken voor de toekomst. Zij verheugen zich op hun pensioen.

Koopsompolissen zorgen voor extra armslag. Yuppies werken aan hun volgende promotie. We doen er alles aan om het leven zo lang mogelijk te maken. Heel veel geneeskunde is erop gericht er aan het einde van het leven iets aan te plakken. Daar willen we het heden mee vullen. We gaan altijd ergens naar toe of komen ergens vanaf. We bellen op naar waar we zojuist zijn geweest en naar waar we heen op weg zijn. Heel vaak verdragen mensen het heden niet. Is de toekomst heden geworden, dan valt die vaak tegen of maakt plaats voor angst voor de nieuwe toekomst. Het bereiken van de zaak is het einde van het vermaak, zeggen we.

Wij in het Westen leven onder het juk van de tijd. Daardoor hebben we geen heden. De Afrikaan werkt niet voor de toekomst, maar voor het heden. Wij vinden hem dan lui, maar in feite kijkt hij anders tegen tijd aan. Het Westers tijdsbegrip leidt tot een vlucht uit het heden. Het geeft ons de illusie, dat we het bestaan kunnen regisseren, terwijl Christus ons juist leert dat er niets te regisseren valt. En dat daar ook geen enkele zin in ligt. Het verleden met zijn onvolmaaktheid is vergeten en vergeven. De toekomst doet er niet toe, omdat ze, wat ze ook brengt, de gang naar het wezenlijke nooit in de weg staat.

Leven in het heden zonder tijd komt niet alleen uit de filosofie van het pluk de dag. Een relatie met God is alleen mogelijk in het heden. Bidden kan een mens alleen in het heden. Onze moeite met Oosterse meditatie of beschouwend bidden -wat hetzelfde is van de kant van de mens uit bekeken- ligt aan ons tijdsbegrip. Ons probleem is niet dat we geen tijd maar dat we wél tijd hebben.