Column Beurskens: Vreugde
De oude kloosterzuster Laetitia komt vragen of ze deze zomer weer op vakantie mag bij haar familie. Ze houdt nog van het leven en kijkt naar de reis uit, maar met haar 93 jaar zijn er twijfels of het nog kan. Ik speel hier een rol in het gevecht met de overste, want de dokter is een onafhankelijke macht in het klooster. De overste wil niet komen te zitten met een zieke, oude zuster in het buitenland. Maar ik vind het natuurlijk goed en de overste heeft het nakijken.
Een oude priester is pas terug uit het ziekenhuis, nadat hij zijn heup heeft gebroken. Hij woont nog alleen en de buurt houdt van hem om zijn blijmoedige natuur. Hij zegt ik ben niet bang voor de dood, hij mag komen, maar -hij zoekt even naar het goede woord- mijn aspiratie is ook nog wat te leven. Hij kiest het woord zo voorzichtig omdat een lang leven in de kerk hem heeft geleerd dat te veel houden van het leven eigenlijk niet hoort. Niemand wil worden beticht van wat de Boeddha ooit al noemde o, o, die dwaze hang naar het leven.
Een keer kwam ik op bezoek bij een bekende schilderes. Zij was in de laatste weken van haar leven. Voor de dokter stond vlaai en koffie klaar en ze zat aan de telefoon een museumdirecteur uit te veteren, omdat hij haar schilderijen verkeerd gehangen en slecht belicht had. Vervolgens kreeg ik te horen dat je van dokters tegenwoordig ook niet meer op aan kunt, omdat ik de tijd die ze nog te leven had slecht had ingeschat en haar kinderen onnodig lang van hun werk werden opgehouden.
Toch is het verschijnsel dat deze mensen laten zien niet gebonden aan de ouderdom. Ik herinner me een patiënt, een leeftijdgenoot, die ik vroeger, toen ik als student op de ziekenauto werkte, wekenlang elke dag in de auto had, omdat hij voor bestraling naar een ander ziekenhuis moest. Het was een hopeloos geval en dat wist hij zelf. Toch merkte ik iets in hem op dat alleen maar met het wat truttige woord vreugde te beschrijven is. In het Nederlands hebben we er eigenlijk geen passend woord voor; blijdschap is ook te massief en lol is weer te plat. Het Engelse joy komt er nog het dichtste bij. Jaren geleden verwees ik wel eens patiënten naar de beroemde psychiater Anna Terruwe. Zij brengt haar wetenschap op unieke wijze samen met haar spiritualiteit en is een licht voor ons vak. Eens had ik haar aan de telefoon en ik vroeg hoe het met haar zelf ging. Ze was toen al oud en meestal hoor je dan dat het nog wel gaat en vervolgens komt er dan een ziekteverhaal, maar haar antwoord was zo positief en enthousiast, dat mij ontviel … inderdaad, als je er door heen bent.
Daar gaat het om. Over een bepaalde drempel heen, voorbij de stormen des levens, kan het leven weer iets stralends krijgen. Van deze mensen moet je misschien niet zeggen dat ze het leven nog leuk vinden, maar dat ze het weer leuk vinden. Het leven begint niet alleen met vreugde, die van de jeugd, het kan er ook mee eindigen, zoals Rembrandt het zo magistraal uitdrukt in zijn portretten. Op zichzelf is dat een mysterie en de mensen die dat van harte kunnen zeggen weten meestal ook wat lijden is. Dit soort vreugde vind je vooral bij mensen die weten wat het betekent in cruce salus, in het kruis ligt de redding, bij mensen die zoals Dag Hammarskjøld het zei aan de oevers van het binnenste meer zijn geweest.
Op het einde vond Teresia van Avila haar leven één stralende triomftocht, één storm van glorie, en dat ook nog totaal onverdiend, zou ze er zelf aan hebben toegevoegd. De Russische schrijver Leo Tolstoj ging toen hij klein was met zijn broertjes spelen in het bos en dan zochten ze naar het groene stokje van het geluk. Wie dat vond kwam volgens een oud Russisch sprookje het geheim van het geluk te weten. Van mensen als Tolstoj kan worden gezegd, dat ze na onbeschrijflijke omzwervingen tot hun eigen onuitsprekelijke verbazing het groene stokje nog gevonden hebben ook. De allergrootsten hebben het tenslotte toch nog leuk gevonden. Vreugde is een kenmerk van heiligheid.
Reacties
Reageren is uitgeschakeld voor dit bericht