Column Beurskens: Vrijheid
Vandaag was ik de kerstboom op aan het zetten. Nu ben ik er net mee klaar. Ik maak er veel werk van, want iemand die kerstmis niet meer begrijpt is verloren, of beter gezegd iemand die kerstmis niet meer probeert te begrijpen. De verlosser komt op aarde. Heden is U een redder geboren … zo zegt het evangelie van kerstmis. De verlosser is iemand die mensen komt bevrijden. Hij komt de vrijheid brengen aan hen, die gevangen zijn. Niet alleen aan hen die gevangen zijn in een of andere kerker uit de ridderverhalen, maar ook aan hen die gevangen zijn in de kerker van zichzelf of van onze maatschappij. Deze mysterieuze woorden zijn er ook voor veel ongelukkige mensen in onze tijd. Kerstmis is ook voor hen een signaal van bevrijding.
In het Westen plegen we te denken, dat we vrije mensen zijn. We kunnen inderdaad zelf beslissen of we willen kienen, golfen, bridgen of doen aan Nordic walking, maar daar houdt het dan ook wel mee op, want tegen dit idee van vrijheid komen om te beginnen onze eigen psycholoog en dan onze eigen filosoof in opstand. De eerste, omdat hij vindt, dat de mens door zijn opvoeding en omgeving verregaand wordt bepaald. Het is nog niet zo lang geleden, dat daarom misdaad haast niet leek te bestaan.
De filosoof herkent wiskundige wetmatigheden en natuurwetten, die aan de basis van alle werkelijkheid staan en zo de mens bepalen. En de natuurwetenschappen hebben opgeleverd, dat de mens slechts een biologische constructie is. Daar gaat de biologische psychiatrie volledig in mee. De mens bijvoorbeeld, gevangen in zijn angsten en depressies, lijdt aan een mechanische constructiefout. Inderdaad, de filosofen sinds René Descartes hebben de vrijheid nooit kunnen bewijzen.
De godsdienstcritici uit de negentiende eeuw lieten behalve van God ook van de vrijheid niet veel heel. Op het slagveld waar God sneuvelde, sneuvelde ook de vrijheid. En het werden zichzelf vervullende profetieën. Er is toch na Freud geen wetenschap, die afhankelijker is van mode dan de psychiatrie. Nu zijn het de anti-depressiva, bij Freud was het de seksualiteit, maar mode is het. Ludwig Feuerbach zei, dat we het ons maar inbeelden, het geloof, en als je dat gelooft beeld je je het inderdaad ook maar in. Om over het offer van de vrijheid in het denken van Marx maar te zwijgen. Een vaker genoemde uitzondering is dan toch Friedrich Nietsche misschien. Alleen zijn experiment met vrijheid liep wel heel erg ongelukkig af. Evenwel, niemand weet of Hij aan wie alle macht gegeven is in de hemel en op aarde zich niet toch ook over hem nog heeft ontfermd, toen zijn oude moeder hem verpleegde, terwijl hij in het vierde stadium van syfilis op zijn sterfbed lag. Daarom, westers-intellectuele scepsis wordt dan misschien wel geboren in een klimaat van vrijheid, maar hij sluit bevrijding uit. Alle religies echter zeggen luidkeels en zonder een zweem van twijfel, dat de mens vrij is. Waar baseren ze dit op? Wat is dan de wezenlijke eigenschap van de mens, die dit bewerkstelligt? Op zoek naar dit menselijke vermogen zou men ook aan de andere kant kunnen beginnen en zich afvragen wat het vormend element van de schepping is. Zijn dat de rede van God of het waarnemingsvermogen? Of een ander vermogen dat niet in menselijke begrippen is te vatten? Is daar een bruikbare naam van God voor te vinden?
Daar is misschien vanuit de klassieke leer over de schepping gemakkelijk op te antwoorden, de wil van God. God heeft deze wereld gewild en er zo de zin aan gegeven, dus de goddelijke wil is de basis van de schepping. Friedrich von Hügel zegt dan … wanneer wij zeggen dat wij in de schepping geloven, in het bijzonder, wanneer wij ons geloof in de vrije wil van ieder mens belijden, dan bekennen wij ons daarmee tot de mysterieuze overtuiging, dat God een zeker deel van zijn eigen macht prijs gaf en dit een eigen, betrekkelijke onafhankelijkheid geschonken heeft . In de leer van de schepping wordt gezegd, dat de mens een deel van die scheppende wil van God heeft gekregen, een wil die hij ten goede of ten slechte kan gebruiken. De mens heeft dus de vrijheid gekregen van God.
Als men dit gelooft en er dus gewoon ja tegen zegt, dan kan er naast de goede wil van God en de goede wil van mensen geen andere werkelijkheid zijn, die meer bepalend zou zijn voor het wezen van de werkelijkheid. Een duale ontologie is niet voorstelbaar. Een beetje van dit en een beetje van dat … is bij ontologische vraagstukken niet aan de orde. Het is het één of het ander. De mens is vrij of niet; hij is een robot of niet. En die vrijheid is ook nog eens zijn alles.
Dus van de menselijke vermogens is alleen de wil wezenlijk – ontisch – en niet bijvoorbeeld de rede of de waarneming. En gewoon ouderwets niets is dus ook niet ontisch. René Descartes zegt daarentegen, dat de naakte rede ontisch is en de westerse cultuur heeft dat idee verder ontwikkeld tot het ontisch etiket dat op de natuurwetenschappen wordt geplakt. Alleen zij zeggen iets zinnigs over de werkelijkheid. Het wezen van de werkelijkheid zijn de atomen als substantie, met het niets ertussen. En het zoeken naar steeds kleinere en korter bestaande deeltjes of anderzijds naar de grenzen van het heelal krijgen daarmee de status van steeds verdergaande werkelijkheidsvinding. En de mens wordt begrepen, als het genoom in kaart is gebracht. En de geest wordt begrepen, als men weet hoe het precies met de neurotransmittors zit.
De mens is vrij en die vrijheid heeft alleen een basis in God. Een andere vrijheid is er niet. Zonder geloof ben je een robot. In vrijheid moet je geloven. Zij is niet te bewijzen. De vrijheid is van de mens. Dat is één van de namen van de verlossing. Alleen de ster van Bethlehem wijst de weg naar de vrijheid van de mens. Het volk dat ronddwaalt in het duister ziet dan een helder licht, over hen die wonen in een land vol duisternis gaat dan een stralend licht op … zegt Jesaja. De herders in de velden van Efrata worden door de engel geroepen naar de stal van Bethlehem. Het is een engel voor de mensen van goede wil. Het is een oproep aan de vrije mens tot liefde. Het Gloria in excelsis Deo van kerstmis gaat alleen daarover. De Gordiaanse knoop van het bestaan zal worden opgelost door het kindje dat de herders zullen zien. Zij worden verlost uit la condition humaine. Het is de bevrijding uit het slavenhuis van Egypte, zoals het Joodse volk dat meemaakte en zoals de bevrijdingsgemeenschappen in Zuid-Amerika het woord nu nog gebruiken. Dat herkende ook de Samaritaanse vrouw aan de put in Jezus. Dat ben ik die met U spreek. Dat zijn ook de woorden van Jezus tegen Lazarus, als hij hem bevrijdt uit de kerker van de dood … δερo ξωdeuro exo, kom naar buiten. . Zo schitterend uitgebeeld in de passiespelen van Tegelen. Dat vertelt Johannes ook aan zijn leerling Prochoros, als hij hem zijn evangelie dicteert in de grot op Patmos. Daar kwamen de wijzen uit het Oosten voor, met goud, wierook en mirre, voor bevrijding, die zij met hun wijsheid niet hadden kunnen vinden.
Dat zegt Jezus ook tegen de ongelukkige mensen in onze tijd, speciaal tegen hen die zo goed weten, dat er bij hen iets is, dat verlossing nodig heeft. Dan kan de mens die woordeloos lijdt en alleen maar doffe wanhoop kent, gered worden en hoop putten. Na Jezus, de verlosser, kunnen er ook mensen vrij en gelukkig zijn op de vuilnisbelten van Manilla of in de favella’s van Zuid-Amerika of in de kantoren van Manhattan. Zo, alles is klaar, en ik leg Jezus in het kribje. Het ziet er weer fantastisch uit dit jaar. En nu ga ik mijn neefje van drie bellen, want die komt de glitter over alles heen blazen.
Reacties
Reageren is uitgeschakeld voor dit bericht