Druk op enter om de resultaten te tonen of ESC om te annuleren.

Column: Kerstmis 2006

De vorige week merkte onze pastoor in de sacristie op, dat hij zijn kerstpreek al vijf keer had verscheurd … en dan wordt het ook niks meer. Welnu, dat zullen we dan vanavond horen, want het is nu de vigilie van Kerstmis. Het zal wel meevallen, want hij preekt gewoonlijk erg goed. Maar hij is altijd zenuwachtig voor de kerstpreek, zegt hij. Pasen is best te doen, maar Kerstmis is moeilijk. Om uit te vinden wat er nu zo moeilijk aan is, ga ik het hier zelf eens proberen en om ergens een aanwerk te hebben, zal ik uitgaan van de lezingen, die we met Kerstmis te horen krijgen.

Het eerste stuk van het kerstverhaal, dat in de nachtmis wordt voorgelezen, begint met keizer Augustus. Het eindigt ergens ver weg in een uithoek van zijn rijk met de geboorte van een onbekend kind van arme ouders, dat gelegd wordt in een kribje, want er was geen plaats in de herberg. Vanuit keizer Augustus naar het minste van het minste gaan die eerste regels van Lucas. Natuurlijk zijn we allemaal niets bijzonders, zelfs keizer Augustus niet. Wij hebben nog zijn beeltenis, die waarschijnlijk niet eens klopt, en ook nog de geschiedschrijving, maar de mens Augustus is vergeten.

In de volgende alinea blijkt dit minste van het minste nog méér te zijn dan keizer Augustus. Lucas spreekt over de ster van Bethlehem, over herders, omstraald door de glorie des Heren. Zij worden bezocht door een engel van God, die hen zegt naar dat kindje in de stal toe te gaan. Ook komen de wijzen uit het Oosten met hun geschenken om iets te vinden, dat zij met hun wijsheid nooit hadden kunnen doorzien. De wijsheid had hun veel gebracht, maar niet datgene waar het om ging.

De mensen uit de Romeinse tijd zijn vergeten met al hun vreugde en verdriet, met alles wat hun dierbaar was, zonder een spoor na te laten. Er bestaat een vorm van geschiedschrijving, die zegt, dat de keizer- en pausengeschiedenis er niet toe doet, maar zij kijkt bijvoorbeeld naar wat gewone mensen op hun grafstenen hebben gezet. Een paar jaar terug was ik in de scavi, de opgravingen onder de Sint Pieter. De zuster en ik hadden moeite moeten doen om de afspraak te krijgen. Maar honderden meters van de Sint Pieter kwam er zo’n echt Romeinse hoosbui uit de hemel, zodat we geen droge draad meer aan het lijf hadden. Kleddernat kwamen we bij het graf van Sint Petrus en overal waar wij gestaan hadden lag een plas water. Wij vonden het een bijzondere gedachte, dat dit beslist in geen 1950 jaar was voorgekomen. Er waren daar ook veel grafstenen uit de Romeinse tijd, waar we soppend langs liepen. Pas sinds heel kort zijn ze weer aan het licht gekomen en ook de gevoelens van de mensen van toen, de liefde van echtelieden, de liefde voor de kinderen, hun huisdieren, menselijke emoties, zoveel lijkend op de onze, maar verdwenen in de kelder van de geschiedenis. Een graf van een kindje, dat de ouders blijkbaar met veel liefde en verdriet hadden laten maken. Zo zal het ook niet al te lang duren, totdat wij hier opgezogen zijn in de kolk van de geschiedenis. Verdampt zoals het water van die regenbui.

Ik schrijf deze dingen niet om te somberen in de kerstnacht, maar om het probleem te stellen, waar de kerstnacht de verlossing van is, waar hij de heilige nacht om is genoemd, waar het beroemdste kerstlied van zingt, waar Zacharias in het Benedictus van zegt … opgaande Zon, die verschijnt aan hen, die in die in het duister en in de schaduw van de dood gezeten zijn, om onze voeten te richten op de weg van vrede.

De denkende mens weet, dat er een probleem is met het bestaan. Onze menselijke vergankelijkheid is daar èèn van. Het meeste is daarvan afgeleid. Het besef hiervan doet de vraag opkomen naar de zin van het bestaan, die we wel een tijdje kunnen verdringen, maar die toch altijd op de achtergrond loert en ons onverwachts in de nek kan springen, zeker als het een tijdje niet goed met ons gaat. De Boeddha heeft het dilemma van het bestaan zó verwoord. Alle bestaan is lijden, alles is vergankelijk, en ik kom jullie de weg uit het lijden wijzen. Ook van hem wordt juist daarom het verhaal van zijn geboorte door 2500 jaar geschiedenis heen doorverteld, omdat hij de mensen verloste uit het dilemma van het bestaan. Hij stapte bij zijn moeder uit de baarmoeder en … he strode seven paces and surveyed the world … en met elke stap, die hij deed, ontsprong er onder zijn voeten een wonderschone lotus uit de grond.

Jezus wordt in Bethlehem geboren en deze gebeurtenis is een scharnierpunt tussen de hemel en van de aarde, een breekpunt van de tijd. De geboorte van Hem, die de Verlosser is uit het dilemma van het bestaan, die de mogelijkheid tot vreugde aan het bestaan geeft, dat heeft de mens altijd willen vieren. En het kan ook niet groots genoeg gevierd worden. Thuis zeg ik, als ze het iets minder willen doen of iets willen afschaffen, dat het nog een stap heenwaarts de zwart gapende doodskrocht is en dan doen ze het mooi niet.

Johannes zegt in zijn kerstverhaal … het ware licht dat iedere mens verlicht kwam in de wereld. Niemand heeft ooit God gezien, de eniggeboren zoon, die in de schoot des Vaders is, hij heeft Hem doen kennen. Aan allen echter die Hem wèl aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven gaf Hij het vermogen kinderen van God te worden. In mijn overjarige carrière als misdienaar heb ik in die meer dan veertig jaar bijna altijd het epistel van Jesaja moeten voorlezen in de nachtmis. Het volk, dat ronddwaalt in het donker, ziet dan een helder licht; over hen die wonen in een land vol duisternis gaat dan een stralend licht op. Uitbundig laat Gij hen juichen en overstelpt hen met vreugde, want het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijvers, Gij breekt ze stuk als op de dag van Midjan. Het drukkende juk voelt de mens die zoekt naar de zin van zijn leven, maar die niet kan vinden. De stang op de schouder voelt de mens, die zit met iets in zijn leven, waar hij denkt dat er onmogelijk een oplossing voor kan zijn. Maar die is er wél, whatever it is. Dat is de boodschap van Kerstmis. Gloria in excelsis Deo heeft de engel in onze kerstgroep daarom in zijn banier. Als je dat niet zo ziet, is de volgende zin van het epistel in de vredige kerstnacht niet goed te begrijpen. Ze weerklinkt dan zó weinig harmonisch door de mooi versierde en verlichte kerk, waar de lampen stralen door de mist van de wierookwolken, dat er soms pastoors waren, die ze me lieten overslaan … want alle dreunend stampende laarzen en met bloed doordrenkte mantels worden verbrand en verteerd door het vuur. Maar de strijd om de zin van ons leven is vaak erg bloederig. Het lijden, dat het bestaan soms met zich meebrengt, lijkt soms ook zo zinloos. En het ruwe beeld is daarom juist extra passend. Vergelijken we met wat in het Boeddhisme wordt gezegd … but some there are, whose live is sufficiently unhappy, or who have sufficiently withdrawn themselves from the appearance of happiness in their own or in their neighbours’ lives to be able to hear, in the stillness of the night or above the turmoil of the day, the ceaseless cry of anguish which rises from a blindly groping, sorrow-laden world; we are impermanent in all our parts and circumstances, and therefore are enmeshed in suffering. En even later hoort Maria, die toch het Kerstmis-event als eerste heeft begrepen, tegen zichzelf zeggen … uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.

Als mijn neefje van drie iedere zondag op bezoek komt zeg ik als hij binnen komt … Oma, waar zijn de pepermuntjes en het verassingsei – en hou het tweede klaar-, staat de stoel goed voor de TV en staat de limonade klaar en waar zijn de rode sloffen en is ook Walt Disney al opgezet? Kortom is alles in gereedheid voor Thijs? Je verwent hem, zeggen ze dan. Dat is niet zo, want het leven hoort vreugdevol te zijn. Kinderen voorbereiden op de hardheid van het leven is niet goed, alsof dat de laatste realiteit is. Zonder Kerstmis is het dat, maar sinds de herders op de velden van Efrata, die de hardheid van het leven zeker goed kenden, is het dat niet meer. Het kan er wel eens even op lijken, maar dan is de mens waarschijnlijk op een dwaalspoor geraakt. Sinds Jezus Christus is de weg terug altijd te vinden. Zonder Jezus Christus is het leven de tragedie, die het soms lijkt, de tragedie van de Grieken, lachwekkend als ze is, net zo tragisch en lachwekkend als onze heetgedraaide economie, waarin de mens steeds gekker wordt en zich met plezier gek laat maken, zich tot slaaf laat maken, erger nog dan de slaven van de Grieken. Ondertussen zegt Lucas daarover … want hij heeft zijn volk bezocht en het verlost, een reddende kracht heeft Hij ons verwekt, in het huis van David, zijn dienaar, zoals hij van oudsher had voorzien bij monde van zijn heilige profeten, om ons te redden uit de macht van onze vijanden en uit de hand van allen die ons haten. Aan de mensen van goede wil is het de vrije keuze om op de Verlosser in te gaan, die ons inzicht geeft in het absolute mysterie van het bestaan. Dat gebeurt in deze heilige nacht. Het stille en heilige van deze nacht gaat in Godsnaam niet over sfeer, maar het is de grootste werkelijkheid in de meest absolute zin. In deze nacht staat de ster van Bethlehem echt aan de inktzwarte hemel. De supernova, die de ster van Bethlehem misschien is geweest, straalt ook in onze nacht. Goud, wierook en mirre brachten de wijzen uit het Oosten. Daarvoor brengen mensen alles wat ze hebben naar de stal van Bethlehem. En dat moeten wij ook doen.

Dat is ook wat alle kunstenaars gestreefd hebben uit te drukken, zeker als ze zelf de genade hadden er iets van te mogen ervaren. Gerard Reve, die de onmogelijkste diepten in het bestaan heeft meegemaakt, de stang dus op zijn schouders voelde, heeft op zijn graf staan … ik heb U lief … en dat moet ook ons antwoord zijn in Bethlehem. De engel Gabriël zei tot Maria … aan zijn koningschap zal geen einde komen. Inderdaad, want Jezus Christus is de sleutel tot het mysterie van ons leven. Nee, die ouders die ooit in een ver verleden de grafsteen voor hun kindje lieten maken daar onder de Sint Pieter, die zijn niet vergeten en dat kindje ook niet. Drommen cherubijnen en serafijnen zullen zich wel bekommeren om hun welzijn alleen.

En zoals Leo Tolstoj het in woorden van schoonheid uitdrukt, als hij in kinderjaren de moeder die binnenkort zal sterven laat zeggen … zal mijn liefde voor jou en de kinderen tegelijk met mijn leven eindigen? Ik heb ingezien dat dit onmogelijk is. Te duidelijk weet ik dat op dit ogenblik, om te kunnen aannemen dat dit gevoel, waarzonder ik mij geen bestaan kan indenken, ooit vernietigd zou kunnen worden. Mijn ziel kan niet voortbestaan zonder de liefde tot jullie: en ik weet dat zij eeuwig zal voortbestaan, alleen al doordat een gevoel als mijn liefde niet zou kunnen ontstaan als er ooit een einde aan zou moeten komen. Ieder mens wordt bemind en nooit vergeten. Zijn wezen gaat nooit weg. Ieder mens moet vreugde in zijn leven vinden. Om hem alleen heen draait de geschiedenis én de hemel. Sinds Bethlehem is de mens verlost van de stang van de drijver en het juk op zijn schouders. Ook wij worden vannacht omstraald door de glorie des Heren. De glorie van het bestaan is met geen menselijke pen te beschrijven. Dat is waar sinds de gebeurtenis in de stal van Bethlehem. Zalig Kerstmis.