Column: Umar Ibn al-Farid
Umar Ibn al-Farid was een Soefi-mysticus van rond 1200. Het Soefisme is de mystieke richting van de Islam. In een commentaar op zijn teksten trof ik een citaat uit een Islamitische traditie … God has said … Heaven and earth do not contain me, but the heart of my faithful servant does … God heeft gezegd … hemel en aarde kunnen mij niet bevatten, maar het hart van mijn trouwe dienaar, dat kan Mij wél bevatten. Het moet méér dan dankbaar stemmen, als dit soort woorden spreken tot je hart. Dat is een genade. Over Ibn al-Farid doen verhalen de ronde dat hij na het lezen van enkele regels liefdespoëzie flauw kon vallen, en vervolgens, zich de kleren van het lijf rukkend, gillend halfnaakt de straat op kon rennen. Men kan dat begrijpen, maar men kan het tegenwoordig beter niet zelf doen, want de vrijheid van uiting komt hier aan zijn grenzen. Het is het gebed van vereniging, zoals dat door Teresa van Avila is beschreven. Het is niet door de mens zelf te regisseren. Woorden die eruit voortkomen beschrijven het niet en voeren je er niet naar binnen. Je kunt ze alleen wel eens herkennen en dat zijn fantastische ervaringen die de mens sprakeloos maken.
The title of my condition?I have divulged but a part to you .
For what lies below this disclosure
Is beyond my power to impart.
Al-Farid schreef liefdesgedichten over zijn verhouding met God. Leerstellig is dat niets bijzonders, want de verhouding van de mens tot God staat onder het opzicht van slechts drie woorden, geloof, hoop en liefde, waarvan het laatste het belangrijkste is. Ook in de christelijke traditie hebben velen over de liefde geschreven. Beter is te zeggen de liefde geschreven. Want óver de liefde schrijven is een kleine kunst. De liefde schrijven, dat kunnen er niet veel. De bedoeling van een liefdesgedicht is dat de lezer hetzelfde voelt, als de schrijver toen hij het gedicht schreef. Er zijn bakens die de weg wijzen waarlangs al-Farid is gegaan. Zó kunnen we ze volgen en zó kunnen ze ons meevoeren in de ervaring die in dit leven het dichtst bij God komt. Deze merkstenen voeren wél door een duister dal, de donkere nacht van de ziel. Al-Farid die zover van ons af staat in cultuur en godsdienst, beschrijft die ervaring helder. Begrijpen wij ook niets van zijn tijd en de mensen van zijn tijd, dit begrijpen we…
Jacob did not divulgethe least of my grief
While all of Jobs’ affliction
Is but some of mine For affliction had distressed
And destroyed me
As emaciation laid bare
The hidden secret of my being My fine patience forbids my complaining,
But had I complained to my enemies
of what I feel,
Even they would have helped me.
De laatste twee verzen kunnen naadloos worden gelegd langs de boeken van Søren Kierkegaard, zoals Sygdommen til Døden, de ziekte ten dode. Zij zijn de taal van Johannes van het Kruis in de kerker van Toledo. Het is de ziekte van Teresa van Avila in haar jonge jaren toen de dokters geen raad meer met haar wisten. Maar wat ook de bedreigingen zijn op de weg, iemand die ooit dit pad op is gegaan, voor hem is er geen weg terug. Ook al is er in de verte nog niets te zien van zelfs maar een vaag schijnsel of een streepje licht onder de deur van een duistere gang, toch is er niets of niemand anders, want zo gaat het nu eenmaal met hen die zoeken naar de liefde Gods …
I have no way to leavemy path in love,
And if one day I turn away
I have lost my true religion. If ever an urge for other than you
slips through my mind,
I will die
In apostasy. Your threat is my promise,
its execution a gift to a friend
steady under any affliction
save separation.
De uitzonderlijke schoonheid, bijvoorbeeld van deze laatste regel, kan een mens tot tranen roeren. Zoals Teresa van Avila al zei vreesde zij niets dan alleen de zonde, dus iets dat verwijdering kan brengen van God … save separation … want dat laatste is feitelijk de hel. Toch is die dreiging niet zo erg als ze klinkt, want allen hebben ze ook ervaren, – ze zeggen het echt allemaal -, dat eenmaal op die weg er geen houden meer aan is. Op die reis naar Hem en naar jezelf laat God je niet in de steek, want dan kan de mens niet meer zonder hem, en dat weet Hij. Dat is de verrassing die ook Søren Kierkegaard heeft meegemaakt en heeft opgeschreven in zijn dikke boeken die eerst niemand wou lezen. Het is de verbijstering van de mens die ineens in een bliksemschicht van openbaring de paradijselijke werkelijkheid ziet zoals ze is …
Now I have the ear of MosesWho heard God’s word,
And my heart knows that glorious sight
Held by Muhammad’s eye. My spirit is the spirit
of all that spirits are,
while all the beauty you see in creation
flows from my clay.
Of parafraserend uit een Boeddhistische traditie … het was nu niet meer dat de druppel opging in de oceaan van het leven, maar de oceaan van het leven ging op in de druppel die ik ben.
Maar de liefde uit religies die één God aanbidden is ook altijd heel persoonlijk. Het is de onverbrekelijke verbintenis tussen twee wezens over de grenzen van de dood heen, de liefde die onvernietigbaar is. De gedichten van Sint Jan van het Kruis hebben vaak veel weg van teksten die geliefden tot elkaar spreken. Zo ook bij Ibn al-Farid, als hij het hoogste beschrijft …
I swear if I lose my life loving her,I profit;
I she infects my heart
she will cure it She allowed me
to come near her,
closer than I expected
or even hoped for.
Ja, want daarin verschilt de liefde tot God met de gewone liefde tussen mensen, al bouwt iemand er de Taj Mahal voor. De liefde tussen God en de mens gaat nooit uit. Je bent altijd de meest begeerde, de meest favoriete, voor eeuwig. Van die ervaring trokken mensen de woestijn in en ontzeiden zij zich alles. Van die ervaring ontstonden omwentelingen in de geschiedenis. Ontstonden de grote kunstwerken, die de grenzen van de tijd overwonnen. Maar door die ervaring ook kan de gewone mens plotseling weer leven, als hij zoekt naar de zin van zijn bestaan. Elke ervaring van licht heeft dit woord als grondslag. Elk gevoel van echte bevrijding komt voort uit deze zinnen. Zelf kom ik niet verder dan bijvoorbeeld mooie dingen zitten lezen in een vreemde stad, alléén, aan de tafel van een restaurant, regel voor regel, want opschieten doe je niet als je ineens begrijpt wat er staat. Dan ben je bang dat het te snel voorbij gaat. Gelukkig blijft er wél altijd iets goeds van hangen. Daar kun je trouwens aan herkennen dat het van God komt … zegt Teresa van Avila. En nu heb er ik dus in Umar Ibn al-Farid weer een nieuwe vriend bij en dat is ook fantastisch.
Unar Ibn al-Farid, Sufi verse, saintly life, 1181 – 1235 Classics of Western Spirituality, New York 2001.
Ibid, voorwoord Michael A. Sells.
Reacties
Reageren is uitgeschakeld voor dit bericht