Druk op enter om de resultaten te tonen of ESC om te annuleren.

Column: Wie niet gelooft, weet niets.

de Christus van El GrecoDe paus heeft een boek geschreven over Jezus van Nazareth. Het wordt allerwegen gerecenseerd, in het NRC door Kuitert. Ik zal me de volgende keer in het rijtje recensenten scharen. Nu heb ik nog maar vijftig bladzijden uit, maar er vielen me al twee dingen op. Vaak gaat het over de Vader van Jezus, maar zijn Moeder wordt in die eerste bladzijden niet eenmaal genoemd. Op zich wel merkwaardig voor iets, dat toch wat van een biografie moet hebben. Mij vervult het al met vreugde en ook met hoop voor de rest van het boek. De lezers van de recente column over Maria zullen begrijpen waarom. Pausen moeten het niet te veel over Maria hebben.

Anderzijds viel me een opmerking van de paus op over theologen … wie verschillende van deze reconstructies (over Jesus) naast elkaar leest, kan vlug genoeg vaststellen, dat zij veeleer foto’s van auteurs en hun idealen zijn als een verheldering van een onduidelijk geworden icoon. De paus is niet gegeven aan polemiek. Wat dat betreft is het geen wild beest. Daarom is deze opmerking opvallend, want het is nogal iets wat hij daar zegt.
Enerzijds kan het betekenen, dat hij de integriteit van die bijbeluitleggers in twijfel trekt: zij gebruiken Jezus om hun eigen handeltje te promoten. Anderzijds -en dat is waarschijnlijker- kan het ook betekenen, dat iemand die wat de traditie over Jezus leert niet aanneemt niet veel zinnigs meer op papier krijgt. Hij wordt dan slachtoffer van de waan van de dag en jaren later is alleen die nog maar te herkennen in zijn schrijven.

Ik ben zelf al jaren betrokken bij de passiespelen van Tegelen. Wij doen ons moeite om vormen te vinden, die passen bij de mensen van onze tijd, juist om het tijdloze van Jezus over te brengen. De kern is onaantastbaar; de vorm is vogelvrij … zeggen we altijd. Onze grootste schrik is, dat men ooit zal zeggen dat het passiespel meer zei over de tijd, waarin het werd opgevoerd dan over Jezus. De Jezus als Che Guevara was zo’n dreiging en de Jezus als een soort Christus Koning is misschien een andere. De paus zegt, dat menig theoloog de kern heeft aangetast en dan is Jezus niet meer geloofwaardig. Hij verbleekt en verdampt dan in de geschiedenis. En zonder het te weten gingen die theologen vertellen over zichzelf en hun tijd en waren met het voorbijgaan van de tijd ook zelf vergeten. Met uw vele tochten maakt gij u moe, maar nooit bedenkt gij hoe nutteloos het is … zegt Jesaja. Als grote en geleerde theologen, die sleutelen aan de kern nog niet dòòr hebben, dat ze het daardoor een half leven over zichzelf hadden, wat zal dan het lot zijn van ons, gewone mensen?
Karl Barth was de grote, protestantse theoloog van het senkrecht von oben. Vrij vertaald betekent dit, dat je gewoon moet geloven, wat er in de duizenden jaren traditie is overgeleverd. Daar moet het mee beginnen. Met dát moment van overgave. Barth had teksten van Hans Küng gelezen en hij schreef hem … maar je gelóóft er niet in. Dat kan toch niet. Paus Johannes XXIII had veel bewondering voor Karl Barth, zo vertelde hij eens aan een groepje theologen die bij hem op bezoek waren. Dezen vonden dit nieuws en spoedden zich meteen naar een Romeinse telefooncel om het Barth door te bellen. En die zei toen … ob er doch unfehlbar ist? Maar dit tussen haakjes. Hoewel, het antwoord duidt van de weeromstuit toch op de nederigheid, waar het hier over gaat.
De paus zei bij zijn eerste optreden vanaf de loggia van de Sint Pieter, dat hij zich een servo humile, een nederige dienaar voelde, een nederige dienaar die doorvertelt wat al duizenden jaren bekend is. Dat ademt ook zijn boek. Wie Mij bij de mensen belijdt, die zal ook Ik belijden bij de Vader in de hemel. De paus is een uiterst geleerde man, die nog mooi en poëtisch kan schrijven ook, maar die zijn metier helemaal in dienst wil stellen van wat er al is. Dat is ook het wezenlijk nederige van zijn tekst. Dat de mens Ratzinger iets nieuws zou willen bedenken is letterlijk ondenkbaar. Hij kan het niet denken. Kuitert’s recensie ademt de gedempte ergernis over deze overgave. De één poetst de kerk, zo impliceert de paus, de ander versiert een bidplaats met bloemen, weer een ander vertaalt hebreeuwse teksten en dan zijn er nog theologen, die ook zo’n soort dienstwerk doen. Hebben zij méér dan die pretentie, dan komt er geen verstandig woord meer uit. Het gebrek aan geloof gaat dan het weten storen.

Je moet gewoon in Hem geloven, zoals de Emmaüsgangers bij Rembrandt en de Christus van el Greco. Teresa van Avila hield van Zijne Majesteit, voor wie iedere knie zich buigen moet in de hemel en op de aarde. Jozef Ratzinger wil voor ons de Freundschaft mit Jesus, zoals hij die voor zichzelf wenste, als hij met een flesje fanta aan de Piazza di Risorgimento naar de mensen zat te kijken en de Romeinse katten zat te voeren, zo schrijft men.

Er lijkt dus een verband te zijn tussen niet geloven en onwetendheid. Feit is dat de filosofie de grootste moeite heeft het kennen te funderen. Kijk maar naar René Descartes en die arme Immanuel Kant, die toen hij de ethiek fundeerde het categorisch imperatief moest bedenken. Het goede moet je doen, omdat het nu eenmaal moet. Als die vogel opgaat, kunnen we het zonder de filosofen stellen. Vòòr Descartes, toen filosofie en theologie nog één waren, putte de filosofie vrijelijk uit de religieuze bron, als zij iets tekort kwam. En zonder religie komt zij alles te kort. Wie niet gelooft, weet niets.

In de filosofie kan het probleem met kennis iets zijn, dat zich beperkt tot de studeerkamer, maar in de psychologie en in de psychiatrie heeft het ernstiger gevolgen. Wat mij bij menig depressieve mens bijvoorbeeld opvalt -behalve het lijden-, is ook het diepgaande irrealisme, een vervreemding van de werkelijkheid zoals ze is. Dus niet het ongeloof valt op, want dat is meestal niet zo’n thema, maar wel het irrealisme en de vervreemding.

Er is een verband tussen weten en geloof en ook tussen niet weten en ongeloof. In het westelijk denken bestaat dit verband niet. Zelfs de katholieke kerk ziet voor zichzelf een belangrijke rol weggelegd in de catechese, het onderwijs in het geloof. De band tussen weten en geloof moet kunstmatig en van buiten worden gelegd, aldus de kerk. Als mensen door gebrek aan catechese niets weten, dan heeft dat met ongeloof niet veel te maken. Vervreemding van de werkelijkheid komt door gebrek aan catechese en niet door ongeloof, zo denkt men.
In het Oosten ligt dat anders. Onwetendheid is de ergste toestand waarin de mens terecht kan komen. Het is Tamas zegt de Hindoe. Maar deze onwetendheid is altijd verwijtbaar. Zij heeft een directe relatie met ongeloof en wordt erdoor veroorzaakt. Want de grote mysteries kent de mens in zijn hart. Dit is het kennen van de Heilige Geest, waar Jezus ook over spreekt. Het kan voorkomen dat je Hem niet kent, maar de Heilige Geest ken je altijd.

Irrealisme in een depressie duidt dus op een existentiële oorzaak. Er is dan een gebrek aan kennis, een stoor nis in het weten, die een goed zicht op de werkelijkheid belemmert. Ocharm zegt de kerk dan de jeugd weet ook niks meer. Maar de oosterling is daar dus veel strenger in. Het niet weten, het irrealisme, duidt op ongeloof. Ongeloof als basis van depressie. Verwijtbare onwetendheid, voortkomend uit ongeloof. Je kunt je maar beter minstens een maand uit de voeten maken en aan het strand gaan liggen, als je zoiets schrijft. De wetenschappelijke discussie is overigens al oud. Leo Tol¬stoj had eens een dispuut met Dimitri Mendelejew, de uitvinder van het periodiek systeem van elementen, waarbij Mendelejew de opvat¬ting verdedigde dat suïcide voortkwam uit een chemische stoornis in de hersenen en Tolstoj zei dat het kwam van een gebrek aan geloof. Op basis van een verwijtbare onwetendheid . .. voeg ik daar in de taal van de Hindoe aan toe. Natuurlijk mag het bij een dergelijke beschuldiging niet blijven. Zij vormt alleen een sleutel tot de behandeling, maar daar gaat het hier niet over.

Zelf herken ik dat ook wel. Ooit, toen ik net de eerste communie had gedaan, ging ik vaak naar de kerk. Ik kan me het kerkboekje nog herinneren. In feite heb ik het hier voor me liggen. In eenvoudige taal staan er de grote mysteries van de kerk in. Een kind begrijpt niet zo veel, maar de grootste geheimen van het bestaan voelt het goed aan. Er waren omstandigheden, die het leven van de lagere schoolganger, die ik toen was, minder stabiel maakten dan dat van menig andere. Kortweg, feitelijk stierf mijn moeder in die tijd, voorzien van de genademiddelen van onze moeder de heilige kerk, stond er op het doodsprentje. Dat vind ik nu nog mooi klinken. Ik bedacht toen vaak in de kerk … als er in het leven iets van een waarheid of een oplossing of vreugde is, dan is die hier te vinden en nergens anders. De wezenlijke ankers stonden in dat kleine kerkboekje met zijn felgekleurde prenten. Bij mij is er sindsdien niet veel meer bij gekomen. Filosofisch kan ik het tot en met de Middeleeuwen zo’n beetje volgen. Met de Renaissance heb ik soms al moeite. Daarna ben ik het spoor bijster. De Verlichting is een verduistering. Over de vorige paus werd laatst eens iets geschreven in de trant van dat hij twee revoluties, de Russische en de Franse, en daarmee de Verlichting, ongedaan had willen maken. Daar word ik helemaal warm van van binnen. Hij was een man naar mijn hart. Inderdaad, Santo subito, zoals op de spandoeken stond bij zijn begrafenis. Heilig, en wel onmiddellijk. Het grote gevecht in een mensenleven gaat echt over iets anders dan over het geprakkiseer of de kern van ons geloof wel in orde is. Al die discussies van de laatste tijd, de Da Vinci code, Maria Magdalena, het Judas evangelie, het Bernini mysterie, en al die andere flauwekul, we zijn foto’s aan het maken van onszelf en worden zo de risee van de geschiedenis, de vergeten ringtones van eergisteren.

Het grote gevecht van het bestaan is de zoektocht naar het wezen en de kern. Dat is de zin ervan en ook het mooie. Jezus heeft gezegd dat dit voor mensen van goede wil nooit mislukt. Wie het wil zal die ankers vinden en soms terugvinden. Bij mij, als er iets scheef liep in mijn leven, was dat inderdaad altijd, omdat er een afstand was ontstaan tussen mij en dat eerste kerkboekje.