Deel I: Strepen
I
Mist U het strepen niet? … vraagt de kelner. Ik zit met mijn zus op het terras van een hotel in Amsterdam waar ik anders altijd alleen kom. Wel heb je ooit … nu zullen we het beleven … denk ik. Als ik onderweg ben zit ik in het restaurant tussen de gangen door vaak te strepen in een boek. Ik had geen idee dat het was opgevallen. En altijd in hetzelfde boek ook nog … zeggen ze waarschijnlijk tegen elkaar. Beter gezegd, in één van twee dezelfde boeken… the imitation of Christ … van Thomas à Kempis en … the life of Saint Teresa of Avila by herself. In de Penguin vertalingen, die heel, heel mooi zijn.
Op de kaft van de imitatio staat de Moeder Gods van Albrecht Dürer en op die van Teresa het beeld van haar door Bernini in de Santa Maria della Vittoria in Rome, dat laat zien hoe de heilige in mystieke vervoering in zwijm valt, terwijl een engel klaar staat om haar met een pijl het hart te doorboren. Wat de kelners niet dóór hebben is dat ze vaker juist niet hetzelfde boek zien, want eens raak je natuurlijk uitgestreept en zijn ze vol. Daarom heb ik enkele exemplaren van ieder.
Dat strepen in die boeken is het hoogste genot voor mij als ik alleen ben. Daarmee vul ik de stilte op en daar wordt het nog stiller van. Veel regels in die boeken moeten wel in de hemel geschreven zijn en als ik ze dan weer tegen kom, onderstreep ik ze. Zij geven aan de stilte de heilige waarde zoals ze van oudsher is bedoeld. Om zoiets hebben mensen er door de eeuwen heen alles voor over gehad om haar te vinden. The good and pleasant affection which you sometimes enjoy is an effect of My grace in you, and is a foretaste of your heavenly home … zegt Thomas daarvan (III,6 The Imitation of Christ, Thomas à Kempis).
Niet dat ik nooit wat anders lees, maar deze hebben een handig formaat voor onder het eten. Wat ik lees is trouwens toch wel beperkt, want het gaat alleen maar over het onderwerp waar Thomas en Teresa het ook steeds over hebben. Maar de ouden zeggen, dat dit wel het enige is waar het in het leven om gaat. En als ik een paar maanden heb gewerkt, dan is er altijd weer een hoop unfinished business, die opgeruimd moet worden. Want als ik lang niet streep, kom ik allengs in de versukkeling. En dat kan heel ver gaan. Dat is iets wat alle wijzen trouwens bevestigen. De meesten zeggen dat je er iedere dag, ieder uur, iets aan moet doen, zelfs dat je er je werk voor moet opgeven. Dat laatste vind ik moeilijk te aanvaarden, omdat ik mijn werk als dokter zinnig vind. Bij veel van de spirituele mensen zie je trouwens, dat ze die eenzaamheid tenslotte niet konden handhaven en vaak door de mensen werden geconsulteerd. Dan waren ze toch ook dokter, zij het van de ziel.
Aan de mensen is het overigens niet altijd uit te leggen. Gaat U weer op vakantie? … met alle nuances van nadruk op dat weer, dat nooit ontbreekt. Ik zeg mijn assistentes, dat ze mijn afwezigheden niet steeds zo botweg moeten benoemen als vakanties. Het zijn tenslotte retraites. Ze weten echter niet, zeggen ze, hoe ze dat geloofwaardig moeten overbrengen. Noem het dan nascholing of zoiets … zeg ik, want dat doen anderen toch ook. En dat klopt tenslotte.
Ik heb wel eens een reis afgezegd en me feitelijk in Amsterdam omgedraaid, als ik tot mijn ontzetting bemerkte dat het er niet was. Dat ik geen zin had om te strepen, een werkelijk verschrikkelijke gebeurtenis. You turned Your face away from me and I was troubled … zo citeert Thomas David (The Imitation, Thomas, II,9). Ik zei dan maar dat ik te moe was om op reis te gaan, maar bij mezelf vond ik dat wel verwijtbaar. Ik schaamde mij ervoor. Dat Jezus me de rug had toegekeerd om de een of de andere reden. Teresa zou het hiermee niet eens zijn. Want dat doet Zijne Majesteit nooit, ook al heeft Hij er alle reden toe. Zij zou het een verzoeking van de duivel zelf hebben genoemd, en wel een hele lelijke, iets waar wijwater aan te pas moet komen. Zoiets wist ik toen nog niet en daarom ging ik dan maar naar huis terug. Ik kan me een keer herinneren dat ik uit alle macht probeerde iets te zien in een tekst van de Philokalia, waar ik anders helemaal weg van ben. Het was net alsof ik de krant las. Vreselijk. Een oude, eenzame vrijgezel, alleen op vakantie, omdat hij niemand heeft die met hem meegaat. Dat is toch wel het toppunt van zieligheid. Maar ik had natuurlijk met Thomas moeten bidden … Come, descend on me! Fill me with your comfort, lest my soul faint from weariness and dryness of mind (III,55). Nee, zonder hemels gezelschap is het inderdaad niks. Maar mét de hemelingen is het big fun. To be without Jesus is hell most grievous; to be with Jesus is to know the sweetness of Heaven … (II,8). Do not delay Your coming, nor withdraw your consolation, lest my soul become like a waterless desert (III,3).
Een fatale blunder is het deze gevoelens te psychologiseren, of ze zelfs maar als gevoelens te benoemen. Ik heb de fout vaker gemaakt. Zij zijn zeker geen genotmiddel, zoals Karl Marx het noemde. En de negatieve zijn geen depressieve stemmingsstoornissen. Marx zou zeggen … neem eens wat opium, dan heb je het iedere dag … en over Teresa zegt de psychiater … het is verbazingwekkend tot welk voor een toestanden de vrouw zich kan opwerken. Deze gedachten zijn de eerste stap op weg naar de ondergang, want zij vinden hun basis in ongeloof. Nee, dit is het … but blessed and true is the comfort received inwardly from the Truth (III,16). Delight in the Lord, and he will grant your heart’s desire (III,11).
Gewoonlijk snap ik dus wel wat er staat. Het meeste wel. De twijfels van die schrijvers aan zichzelf, hun inzinkingen, hun berouw, hun dooltochten tot in de uiterste krochten van de menselijke geest, hun spirituele biografie, daar kan ik veel van begrijpen en ik vind in hun geschriften de troost van de herkenning. Ik herken hun schoonheid, maar hun mystieke vervoeringen, dat vind ik moeilijk. Hoe Teresa zegt dat Zijne Majesteit aan haar verscheen -nooit lijfelijk overigens maar in verheerlijkte vorm- en dat ze zeker wist dat Hij het was. Zoiets kan ik niet goed volgen. Haar vierde stadium van gebed, ik weet niet precies hoe dat gaat. Zijzelf vond dat je er niet op mag hopen, dat geen mens er recht op heeft, enzovoorts. En dat je het er nooit voor mag doen. En dat het niet te regisseren valt. Ze ergerde zich dood aan mannelijke collega’s die klaagden niets te ervaren, terwijl ze toch zó hun best deden. Zou dat strepen er iets mee te maken hebben, met die mystieke vervoering, dacht ik laatst eens. Of dat het me nooit loslaat? Ieder rustig moment is het er weer. Dat het me aantrekt zoals het vogeltje de lijmstok? Dat ik het bij wijze van spreken al zou hebben, een hoog soort van bidden, zonder het te weten? De zegeningen waar niet meer over te schrijven valt uit de Philokalia? Dat zou wat zijn.
Een aanknopingspunt is, dat ik mensen deze boeken wel eens meegeef in de hoop dat zij er net zoveel vreugde en genezing in vinden als ik. Ik maak dat maar zelden mee, terwijl de Imitatio Christi na de Bijbel het meest gedrukte boek is uit de geschiedenis van de boekdrukkunst en de autobiografie van Teresa van Avila naast Miguel de Cervantes en Juan de la Cruz het hoogtepunt van de Spaanse literatuur wordt genoemd. Edith Stein werd op slag katholiek en trok in een klooster na het lezen van Teresa van Avila. Dus ik kan er toch niet helemaal naast zitten.
Het moet dan toch wel genade zijn, dat dit soort boeken een dergelijke invloed op mij heeft. Laatst ontmoette ik iemand die les geeft in de Bhagavad Gita. Wat heb jij gedaan om er iets van te begrijpen? … vraagt hij. Gewoon de vertaling van Frederik van Eeden gelezen … zeg ik. En later de Penguin-vertaling, gemaakt door iemand die hield van de Gita, Juan Mascaró. Dat geldt voor alle heilige literatuur. Bidden en de originele teksten lezen. Als dat niet werkt, werkt niets. Van de Koran zijn de diepere lagen ook niet zomaar toegankelijk. Elke laag dieper is voor de mens een geschenk van God. Daar kun je geen cursussen voor volgen. Niets is erger bijvoorbeeld dan de Gita te lezen, voorzien van het commentaar van de een of de andere Oosterse sekte. Je merkt het niet alleen aan de tekst die erbij staat, maar ook al aan de vertaling zelf, die niet te pruimen is.
Ik weet van veel waar het over gaat en dat is al een genade die dankbaar moet stemmen en waar ik ook echt dankbaar voor ben, maar ik raak bijvoorbeeld nooit van de grond. Een levitatie heb ik nog nooit gehad. Als die kelners me eens bij het brengen van de volgende gang in de gordijnen zagen hangen, dan zouden ze wel opkijken en niet meer zo=n oneerbiedige opmerkingen maken.
Het enige wat me ooit in die richting overkwam is, dat ik in een vol restaurant na wat onheilspellend gekraak door een stoel zakte en met een doffe plof die bij mijn gewicht past op de grond terecht kwam. Het werd doodstil en niemand lachte. Ik was net naar de Moeder Gods Sterre de Zee geweest -het is niet verkeerd na een bedevaart wat te eten- en ik zat nu eens niet te lezen in mijn gewone lectuur, maar in de Griekse tekst van de Evangelies -inmiddels wel met rode ogen-, omdat ik enkele Passiespelers beloofd had iets op te zoeken in het origineel. Daarom dachten degenen die te hulp kwamen, dat ik een geleerde uit een vreemd land was, van de universiteit of zo. Ik heb maar geen poging gedaan om het uit te leggen. Het had alles alleen nog maar erger gemaakt. Ik kwam ook nog niet eens meteen op, omdat ik half onder de tafel was geschoten en mij er niet aan wilde optrekken uit vrees nog het servies over me heen te krijgen ook. Dan was het helemaal slapstick geworden. Kortom, op een levitatie zit niemand te wachten, maar dit had nu ook weer niet gehoeven.
Soms schrijf ik wat badinerend over zo’n grote onderwerpen, althans over mijn rol erin. Dat badinerende, dat is mijn vorm van nederigheid, hoewel je dat ook weer niet hardop moet zeggen over jezelf. Je ziet het wel vaker. Gerard Reve deed het ook zo. En Teresa van Avila. Geen mens wil serieus doen alsof hij verstand van zoiets heeft. En toch is er de haast niet te bedwingen aandrang om er iets over te zeggen, maar je durft het niet. Het is nu eenmaal zo en misschien heeft iemand er iets aan. Het badinerende is geen gebrek aan eerbied voor het onderwerp, maar het is een gerechtvaardigd gebrek aan eerbied voor mijzelf, want geen mens kan zich waardig genoeg achten over zoiets met gezag te schrijven. Ik zeker niet en ik ben mij er wél van bewust dat zo gauw als Hij hierboven de knop omdraait -en Hij heeft er vaak reden genoeg voor- ik geen weesgegroetje meer over de lippen krijg, laat staan dat ik er iets van zou kunnen uitleggen.
Reacties
Reageren is uitgeschakeld voor dit bericht