Deel II: Nada te turbe
II
De prestatie is dan het vertrouwen op God … la confidenza in Dio. Dat is natuurlijk het geloof zélf, maar zo noemt Lorenzo Scupoli het niet, want in zijn tijd was niet geloven geen optie. Niemand die niet geloofde zei dat hardop. Bij de existentialisten zoals Søren Kierkegaard gaat het om dezelfde spirituele beweging. Als hij het gevonden heeft, kent zijn enthousiasme geen grenzen. Want het betekende zijn eigen verlossing. Dat is de hartstocht die men in zijn latere werken ziet. Het begon met … er is geen vrouw die deugt … en het eindigde met Jezus Christus. In zijn leven heeft het altijd gestormd, een permanente hurricane was het. A great and to others incomprehensible suffering … zegt hijzelf. Tot dat ene moment kwam … la confidenza in Dio. Het is in zijn boeken aan te wijzen. Dat was het geloof. A great and to others incomprehensible suffering … which looked like pride and vanity but wasn’t. Dat laatste wil hij er wél bij zeggen, want het zou alles hebben bedorven. Men heeft vaak met hem te doen, als men leest over zijn worstelingen, zoals die afgrijselijk eenzame zondagmiddagen in Kopenhagen. Nee, la diffidenza de se stesso, dat is ook voor Søren Kierkegaard waar het om gaat. De mens kan niet geloven in God zonder zijn eigen ego op te offeren.
Lorenzo kenmerkt een vrij bloederige, Latijnse spiritualiteit, typisch voor die tijd. Hij erkent zelfs het nut van de gesel. Hoewel dit soort oefeningen niet wezenlijk zijn, kunnen ze een beetje helpen …. zegt hij. Ja, dat waren andere tijden. Dit denken is ons vreemd, maar de gedachte erachter is toch ook universeel. Het gaat over het acute van het leven. Van jouw leven. Vandaag telt. Het is iedere dag een spoedgeval. Zoals Jezus natuurlijk ook al zegt in de bergrede. Hoe harder de strijd, des te gemakkelijker wordt het. Dat moet het zijn. Dan volg je pas de orde der dingen zoals die vanaf het begin der tijden is ingesteld. En ook dan pas ervaar je de hulp die in het gebed van Teresa ligt verborgen.
Wat zei Mata Hari ook weer, toen ze als spionne voor het vuurpeloton moest? De dood is een illusie. Het leven trouwens ook. Vorige week was ik in Leeuwarden in het Fries museum, waar ze een zaal aan haar hebben gewijd. Ze kwam immers uit die stad. Ik heb ook eens een keer geslapen in haar kamer, de bruidssuite van het oude Hotel des Indes in Den Haag. Die vroeg men mij te nemen, omdat de rest bezet was. Zolang ik er maar geen bezoek krijg … heb ik ze gezegd. De dood is een illusie, en het leven ook. Het eerste is natuurlijk tenslotte waar, al kon Mata Hari het doctrinair wel wat fijngevoeliger hebben uitgedrukt, maar het tweede was haar dwaling. Want dat is het niet.
Het leven heeft een monumentaal belang, juist dat van jou, een onmiddellijke en extreme urgentie. Als je dat beseft heb je pas recht op het nada te turbe. Yellow leaves hang on your tree of life. The messengers of death are waiting. You are going to travel far away. Have you any provision for the journey? … zo zegt de Dhammapada. En Lorenzo moppert dus over dat poi en dat cras. Die spirituele beweging moeten we proberen te maken. Het is maar een gestruikel en gesukkel, dat wél, maar proberen moeten we het. Met de evangelische talenten moeten risico’s worden genomen. Bewaren of in de grond verstoppen is er niet bij. Aan onze kant wordt slechts de goede wil gevraagd. Dat is genoeg, hoe feilbaar die wil ook is. Als je die maar inzet, kan er niets fout gaan. Want zelf kun je toch niets … zegt Lorenzo. En God zorgt dat het goed komt. De moeilijkheden worden groter, als je op jezelf vertrouwt. Als je op God vertrouwt, worden ze ook groter. Maar dan verontrusten ze je niet meer. Dan maken ze je niet meer bang. Nee, dan wordt het waar wat in ultimo over het leven te zeggen is. En dat is het tegenovergestelde van een illusie.
Vele momenten zijn er in je leven dat je tegen jezelf zegt … en nu is het afgelopen, nu moet er maar weer eens een trede hoger worden geklommen. Om er dan prompt enkele omlaag te glijden. De heiligen zeggen dat dit besef al een genade Gods is. Anderen hebben dat niet en het is dus al een uitverkiezing. Maar … en dan komt weer de vinger van Lorenzo … geen split-second zonder la diffidenza de se stesso, want anders stort de hele toren van Babel op jezelf neer. Beide moeten tegelijk opgaan la diffidenza in se stesso en la confidenza in Dio. Anders wordt dit soort ascese contra-productief en slaat ze op onszelf terug. Hoelang heeft Teresa er niet over lopen te mieren, of ze nou een nieuwe orde zou stichten of niet. Of het niet verbeelding was.
De wereld zien als een genade-oord. Dat Hij er is en Hij is vòòr ons. Als ik op mijn spreekuur zeg … het leven is één stralende triomftocht, één pauzenloos succesnummer, één storm van glorie … kijkt men mij doorgaans aan alsof ik niet goed wijs ben. Het is een wonder dat ik nog patiënten overhoud. Nochtans is men wel wat van mij gewend. Het is zeker dat het zo zit, maar er komt wel wat bij kijken om dat ook echt te ervaren. Waarbij ik niet zeg dat dit bij mij gebeurt -ja, soms wél-, want ik ben ook maar een arme zondaar. Niettemin, het punt is dat het ook voor een arme zondaar is weggelegd. Er kruipt inderdaad nooit een heilige uit de loopgraaf van het leven. Die ontstaan pas bij de zoveelste charge, mislukt of niet.
Er zijn veel getuigenissen van hen die het tot het uiterste toe hebben geprobeerd en die met de moeilijkheid zaten waar we het vandaag over hebben. Vertrouwen in God is een kernbegrip, weinig verschillend dus van geloof in God. Want God houdt van je. God houdt van je whatever, tenzij je bewust en met volle verstand uit vrije wil en zonder berouw zondigt. God is er voor de mens van goede wil. Het lijkt een vanzelfsprekendheid, want het wordt ons altijd zo verteld, maar probeer het maar eens zonder hulp van je verstand te voelen. Het écht te voelen midden in een moeilijkheid. Dat is een titanische meditatie.
De meeste mensen zijn niet al te gek op zichzelf. Ze zijn best wel kritisch, zij die het goede willen. Ze zijn niet zo gauw tevreden. Waarom zou God dan gek op ons zijn? De psycholoog geeft de voorzet … iemand die niet houdt van zichzelf kan niet van andere mensen houden. Self-hate is een enorme psychologische knoop. Menig ascetische oefening is er ongetwijfeld een uiting van en men kan zich voorstellen dat Ignatius in zo’n toestand kwam in Manresa. La diffidenza di se stesso … van Lorenzo Scupoli is echter iets totaal anders. Christelijke nederigheid, dat wezenlijke uit onze traditie, heeft met self-hate niets te maken. Menig spirituele mens, inclusief vele heiligen hebben het er vaak een tijdlang mee verward. Denk maar eens aan het tehuis voor gekke monniken in Alexandrië, dat Johannes Climacus, Sint Jan-van-de-ladder, beschrijft. Tot ontzetting van hun medebroeders kwam daar menigeen terecht die in hun ogen zijn uiterste best had gedaan. La diffidenza di se stesso is iets vrolijks, self-hate is iets vreselijk sombers, waar je zo snel mogelijk van af moet zien te komen. Met de nederigen gaan de mensen graag om. Iemand die zichzelf haat is geen leuk gezelschap. De psychologen beschouwen self-hate een ziekte, maar de biechtvader beschouwt het als een zonde.
De oplossing van de psycholoog is daarom ook een andere als die van de biechtvader. De psycholoog is al tevreden, wanneer de patiënt in het vervolg assertief is. Eerst was hij niet salonfähig door zijn self-hate, nu is hij dat niet omdat hij niet meer te genieten is. Je moet aan jezelf denken … heeft de psycholoog immers gezegd en dat ligt er dan vaak dik bovenop. De biechtvader laat het daarbij natuurlijk niet. Die zegt gewoon dat je niet deugt als je jezelf haat, want je hebt een schepsel Gods niet te haten, ook jezelf niet. Self-hate is een vervreemding van God, want die wil dat je van jezelf houdt met al je falen, zodat je van Hem en van anderen kunt houden.
Het moet wel waar zijn, -want het staat in de catechismus-, dat God van ons houdt, maar probeer het maar eens te voelen. Toen Teresa het ineens voelde -dat Zijne Majesteit van haar hield, ondanks alles- kreeg ze bijna een melt-down. Ze smolt weg en dat is nooit meer overgegaan. Dio non se muda. God verandert niet. Ondanks al je dolen. Hij ligt niet wakker van je dwaalwegen. Dat moet je proberen te geloven. Dat niets je kan gebeuren, want hij is er altijd, onveranderlijk. Dios non se muda, wat er ook gebeurt. Maar de overgave hieraan, zoals de moslim het noemt, dat is een levenswerk.
Je krijgt de liefde van God om niet. Je eigen ego verhindert je je eraan over te geven. Je lijdt eraan dat je de liefde Gods niet waardig bent? Smoesjes van je ego. Je bent extra nederig door de hoge standaard die je voor jezelf zet? Smoesjes van je ego. In wanhoop over je fouten? Smoesjes van je ego. Hubris … hoogmoed … roepen Lorenzo en vele anderen in koor. Meister Eckhart vertelt over de twee soorten van berouw, het berouw dat verplettert en het berouw dat gelukkig maakt. Dat is dezelfde tegenstelling. Teresa van Avila doet het een beetje anders … zij lacht ons dan uit, omdat het er zo dik bovenop ligt, waar het mis gaat. Kind, dat je bent … zou Teresa zeggen. Kijk naar mij. Erger kan het toch niet. In dit punt ligt ook de reden waarom de Boeddha vaak wordt afgebeeld als dik. Hij had immers zes jaar geleefd tussen de asceten en niets bereikt. Het is ook de worsteling van Paulus in de brief naar de Romeinen tussen wat hij zelf kan en de genade van zijn Verlosser. En waarin de genade het wint.
Van la diffidenza de se stesso word je gelukkig. Het is de bron van vreugde in dit leven. Daarom vond in de Taittiriya Upanishad Bhrigu de vreugde ook pas op het allerlaatste. Hij sloofde zich uit op allerlei zijpaden, almaar biddend om het wezen van het bestaan te vinden -zijn ego sloofde zich uit bis zum geht nicht mehr– totdat hij zag dat het wezen van het bestaan de vreugde was. Zij ontstaat als die laatste kluister is gebroken, die van de hubris. Die van … Ík heb dit zélf bereikt. Bhrigu bad maar en bad maar, -iets wat hij zelf kon-, totdat hij zag hoe het zat. Die laatste valkuil, daarheen leidt ons de Boze via allerlei slinkse wegen. Il demonio è astuto … de duivel is clever … zucht dan pater Pio in de film over hem. Het is leuk dat het precies zo weer te vinden is bij een voor mij onbekende schrijver, Lorenzo Scupoli, zo’n vijftien jaar jonger dan Teresa van Avila.
De scheiding van de liefde Gods -tot dit inzicht komt de mens- moet wel aan onszelf liggen. Dat Hij immers bestaat, daar is geen twijfel over. Dat hij alles kan, daar is ook geen twijfel over. Dat hij ons kan brengen tot het geluk in dit leven, tot het nada te turbe, daar is ook geen twijfel over. Als hij het niet doet of niet lijkt te doen moet het wel aan onszelf liggen, zo redeneert de arme, zoekende mens. De grote denkers zeggen dus dat dit zo is, maar ze geven er wel meteen de verrassende ontknoping bij. Ze geven die arme, zoekende mens nog een extra dreun er boven op, maar dan is hij wel genezen.
Reacties
Reageren is uitgeschakeld voor dit bericht