Druk op enter om de resultaten te tonen of ESC om te annuleren.

Deel III: Nada te turbe

III

De zonde zélf weg willen werken leidt tot een vermeerdering van de zonde … zegt Søren Kierkegaard. Want er komt alleen een verhoging van je eigen ego van en een vermindering van het geloof, terwijl de beweging aan beide kanten andersom moest zijn. Dat is het geheim. Tristezza en disperazione over de zonde zijn de zonde zelf. En nog een verhoging daarvan, een nog ergere expressie … zegt Kierkegaard, die het natuurlijk ook allemaal zelf heeft moeten beleven. For here it is defiance not to want to be oneself, what one is, a sinner, and because of that to want to dispense with the forgiveness of sins. En … consequently it is an infinite merit to be able to despair. And yet not only is it the greatest misfortune and misery actually to be in despair; no, it is ruin. Despair is sin. Dus, het is geweldig dat je tot deze wanhoop gekomen bent, maar je moet er weer zo gauw mogelijk vanaf, want enerzijds leidt hij tot de ondergang, zo erg is het, en anderzijds is het nog eens zonde ook. Teresa van Avila is in zo’n toestand ooit eens gestopt met bidden, één van de grootste fouten van haar leven. Alsof er een God zou zijn, die ooit ophoudt met je aan te horen. Jij bent al lang je zonden moe, voordat God moe is van het vergeven. Later kwam zij de duivel, zoals zij die verleidingen noemde, steeds maar tegen. Soms sprong hij haar zelfs op het kerkboek. Onverdroten begon zij dan te bidden, desnoods met wijwater te sprenkelen en kruistekens te maken. Ze schrijft er dan bij hoe lang het duurde en hoeveel last dat ze met hem had gehad, maar tenslotte droop hij dan toch altijd af.

ikoon: de anastasis, de opstanding van Iannis Petrakis, EloundaHet is wel een heel gemak, als je op die manier van al dat gepsychologiseer af kunt komen. Een mens pijnigt zijn hersens wat af als hij weer eens wat geks voelt. Wat een gemak als je dan tegen jezelf kunt zeggen … er is niks met me aan de hand. Het is de duivel maar. Ik denk dat ik daar toch ook mee ga beginnen. Teresa van Avila kan dan wel eens zeggen … brr, wat een schrik, het duurde uren deze keer voordat hij vertrok. Maar méér is het ook niet. Het kwam niet bij haar op dat er iets met haarzelf aan de hand kon zijn en dat was natuurlijk ook niet zo. Trouwens … verwacht de aanvallen van de boze als je je best doet om jezelf te verbeteren … zeggen ze ook allemaal. Dus als het weer eens slechter gaat, is er niets met me aan de hand -ik ben volkomen normaal- en is het alleen maar hij, die weer eens staat te drammen. Ik neem het me voor en de volgende keer zal ik het echt zeggen … hoepel maar op, buzz off, we kopen niet aan de deur vandaag.

Zo heeft Kierkegaard zich ook gered. Of althans zo is hij gered. Eerst was er de onoplosbare melancholie. Een echte gek was hij. Hopeloos. Iets waar hij zelf helemaal niets aan kon doen. Toen kwam er het bewustzijn van de zonde. Zo werd de melancholie onderworpen aan de wil, want aan de zonde kun je wat doen. Bovendien was het een forse stap richting de werkelijkheid, want hij zag hoe gebroken zijn bestaan was. Een outcast onder de mensen, omdat zijn relatie met God aan scherven lag. Beseffende onder de macht van de zonde te zijn kwam hij in de Paulinische wateren van de brief aan de Romeinen. En toen ontdekte hij het geloof. Of het geloof ontdekte hem. En dat was het wonder. Maar het was ook het allermoeilijkste. Als je het zover hebt geschopt dat je hiermee tobt, dan zit je met een kluif in de hand die nog groter is dan die waarmee je begon. Want dan komt de grootste prestatie van alles: het geloof dat bergen verzet. In het begin had Kierkegaard het daar moeilijk mee. But it takes a paradoxical and humble courage then to grasp the whole of temporality on the strength of the absurd, and that courage is the courage of faith. … Alas, this movement I cannot make! En … I for my part can indeed describe the movements of faith, but I cannot perform them. The courage to be …  zoals Paul Tillich het noemt. Dit is het obstakel, waar we het hier over hebben. Daarna komt het nada te turbe, het nada te espante.

Geen ziel kan zichzelf redden op eigen kracht. Anders en wat verteerbaarder gezegd, geen mens kan de verlichting bereiken op eigen kracht. Zelfs in het Boeddhisme niet, ook al wordt dat vaak gezegd. Ook in het Boeddhisme zit genade. Søren Kierkegaard zegt … en hij wordt toch gered, het gebeurt toch. Dit is het absurde, maar ook het wonder van het Christendom. En dat is de grootste krachttoer van de mens om dit te geloven. Maar als de geestelijke weg voert door deze vreemde landschappen, dan zindert het wèl al van de hoop. De stroomversnellingen komen tot een einde. Het vlot van het leven, men hoeft zich er niet meer krampachtig aan vast te klampen om boven water te blijven. Maar of achter de volgende bocht de fatale waterval opdoemt of de hemelse wateren der rust van de psalmzinger, dat wéét de mens evengoed nog niet. Kierkegaard zucht dan nóg dat het geloof een sprong is in het absolute duister. Maar toch, voor hen die voelen dat er geen weg terug meer is, zij weten diep in hun hart dat zij varen op een koers groter dan hoop.

Teresa spreekt erover alsof het haar overkwam. Zij kwam Zijne Majesteit gewoon tegen. Haar extases en visioenen gaan over iets, wat wij waarschijnlijk alleen maar anders benoemen. Het zal wel een kwestie van taal zijn. We hoeven ons echt geen zorgen te maken als we Hem niet tegen komen precies op die manier als Teresa het beschrijft, want ook ons is Hij dichterbij dan wij durven dromen. Naderbij dan onze halsader … zoals het staat in de Koran. Het gaat om het besef dáárvan. Immers, als je Kierkegaard in zijn laatste boeken goed leest, kwam hij Zijne Majesteit ook gewoon tegen. Wat uit zijn bladzijden ademt is het wonder van de verlossing en zo is dat ook met Lorenzo Scupoli. Er is daar een baken bereikt waar wij het vlot van het leven los kunnen laten en het weg kunnen laten glijden in het riet. Wellicht met enige hete tranen ten afscheid, want het heeft ons lang gediend. Het is een baken dat niet in menselijke woorden is te omvatten. En volgens Teresa markeert het nog lang niet het einde, maar wél het begin van een nieuw soort leven, het leven in Christus … zoals Paulus zegt. Het geloof, daar gaat het om. En het besef van je eigen onmacht. La diffidenza de se stesso en La confidenza in Dio.

Die laatste boeien zijn ook voor de Boeddha pas geslaakt in die nacht onder de Bodhi-boom, toen hij daar in wanhoop zat over de vruchteloosheid van zijn ascetische pogingen. Waar Mara, de Boze, onze duivel, zichzelf in stelling bracht voor zijn allerlaatste aanvallen op Siddharta Gautama. En dat ging hierom. Dat was het onderwerp. Want ook Siddharta Gautama was geroepen om de vragen van het leven zo gruwelijk pijnlijk te voelen, een pijn welke voor de mens die het overkomt niet te verdragen is. Zo heeft Søren Kierkegaard in het begin moeten leven in een angoscia mortale, zoals Lorenzo Scupoli het uitdrukt. Vervolgens gaat de mens dan marchanderen met deze vragen door er zelf iets aan te proberen te doen. De enorme inspanning ligt dan voor de hand. Siddharta Gautama laat zijn familie in de steek, zijn zoon en zijn vrouw. De nacht van het afscheid is hartverscheurend, zoals hij wordt beschreven, als die beiden nog liggen te slapen. Siddharta werpt een laatste blik op hen, zonder hen wakker te maken, en verlaat het paleis van Lumbini. Ook met hem gevoelt men medelijden op dit dramatische ogenblik, als hij daar in het halfdonker van de morgen eenzaam wegrijdt op zijn geliefde paard Kamthaka, dat met hem medelijdt. Maar toch, de heroïsche daad verdrijft voorlopig de wanhoop, dat lot dat niet iedere mens te dragen heeft. De titanische inspanning lijkt eerst soelaas te bieden, maar tenslotte faalt zij altijd jammerlijk. Op zichzelf lijkt de periode er wel bij te horen, maar zij voert niet tot het einddoel.

Maar dan? Is dit nieuwe obstakel een nieuwe crisis die terug leidt naar de wanhoop van het begin? De mens ervaart dat hij er niet komt door zichzelf -laat staan anderen- te bemoraliseren. Maxim Gorki had een grenzeloze bewondering voor Leo Tolstoj, de man van Jasnaja Poljana, de lichtende plek in het woud, maar dat gemoraliseer van hem … zuchtte hij dan. En het zusje van Tolstoj, Marja, zei dat ze pas in de laatste dagen van zijn leven in hem de Christelijke nederigheid had gezien. Moraliseren hoort bij een gebrek aan nederigheid. Dat zegt Lorenzo Scupoli ook. De pastoor van Ars, waar iedereen naar toe dromde, die twee, drie uur per nacht sliep en verder alleen maar biecht hoorde en missen las, hij, zo zeggen de getuigen, had op het einde toch nog twijfels over de redding van zijn ziel. De grote asceet, zoals hij verschijnt in dat akelige beeld van hem -een doodskop met vel erop-, twijfelde of hij het goed genoeg had gedaan. Lorenzo zou korte metten met hem hebben gemaakt. Teresa had die twijfels ook niet meer en daar gaat het nada te turbe over. De pastoor van Ars heeft misschien te lang gedacht dat hij het zelf kon.

In de Islam wordt eenzelfde soort verhaal verteld. Ik heb het al eens geciteerd, maar hier past het ook weer. Een Islamitische wijze ging eens naar Mekka, maar hij trof de Ka’ba daar niet aan. Zij zeiden hem … de Ka’ba is weg om een vrouw, Rabi’a al-‘Adawiya, te verwelkomen. De wijze was geschokt, want hij had veertien jaar gebeden voor dit moment en nu was de Ka’ba er niet. Toen hij Rabi’a later tegenkwam, zei hij tegen haar … Yes, indeed, for fourteen years I traversed the desert in prayers! Rabi’a zei ‘You traversed it in prayer, I in longing’ja, inderdaad, gedurende veertien jaar heb ik de woestijn doorkruist in gebed! Rabi’a zei … jij doorkruiste hem in gebed, ik in verlangen.

Maar zo simpel kan het toch niet zijn? Dat het dan gewoon over is? Alle vragen van het leven verdampt? Je kunt je neurose vermunten … zei de psychiater eens tegen Gerard Reve. Dat heeft aardig mogen lukken, maar de kraan moet toch blijven lopen … zou de grote volksschrijver zeggen. Nee, de opdracht wordt nog groter … zegt Søren Kierkegaard. En dat is het geloof, het absurde van het Christendom, de dwaasheid van het kruis. En het geloof van Abraham … he will never forget that in one hundred and thirty years you got no further than faith. God zal erin voorzien … zei Abraham met het volste vertrouwen op weg naar de berg Moria. Solo Dios basta … zegt Teresa. Het opofferen van je eigen waanzinnige inzet en vruchteloze inspanning en toch geloven dat je gered wordt, dat is de opdracht en ook het wonder. Je ziet dan evengoed nog veel ascese, maar meer met een glimlach, zoals die van de Boeddha en die van Teresa. Dan ontstaat de allegria, de vreugde, de joy. Ook over het leven zelf. Juist ook over het leven zelf. Alle heiligen leefden voor het geluk, ook op deze aarde. Langs welk kronkelpad ze dat ook bereikten en hoe ongelooflijk het voor onze ogen ook uitziet, dat zat erachter. De mens die zegt de zin van het leven gevonden te hebben door er zich van af te keren is een dwaalleraar. Jezus Christus verkondigt wel dat we het kruis moeten opnemen, maar mijn juk is zacht en mijn last is licht. Siddharta Gautama heeft nooit geloofd dat hij de vragen van het leven nog ooit onder ogen kon zien zonder wanhoop, of het moest zijn broodmager en helemaal uitgevast. Half dood dus. Daar hoopte hij ergens op een lichtpuntje, maar dat kwam niet. Wat er gebeurde was dat hij ze wél onder ogen kon zien en de verlichting ervoer. Hij sprak … but now I have found thee, housebuilder: never more shalt thou built this house. The rafters of sin are broken. the ridgepole of ignorance is destroyed. The fever of craving is passed: for my mortal mind is gone to the joy of the immortal nirvana. Dat is hetzelfde als wat Paulus uitlegt. Een mens wordt gerechtvaardigd door zijn geloof en niet door zijn werken, die fameuze woorden uit de brief aan de Romeinen. Maar dat ik er niks voor hoef te doen? Dat is toch onmogelijk. De zen-Boeddhist begint dan -in het geheel niet salonfähig in de wereld van de biddende mens- onbehoorlijk hard te lachen, de schaterlach van Satori.

De magische formule van Lorenzo is dezelfde als die van de Boeddha: de annihilatie van het eigen ego. Want het ego is de bron van het lijden. Zo doctrinair gesteld is dit zeker niet troostend. Een beetje somber zelfs. Want zo gezegd lijkt het op de uitspraak van Mata Hari. Het ego is niets, anatta, en daarom is het leven een illusie. De andere kant van de weegschaal was er bij Mata Hari echter niet. Dat mag je natuurlijk over een mens nooit zeggen, maar stel. La confidenza in Dio, karuna, compassion, het offer, de barmhartigheid Gods, die reddende woorden uit verschillende tradities. De troost en het geluk komen pas als je ze allebei tegelijk in de praktijk probeert te brengen. La diffidenza di se stesso e la confidenza in Dio. Dan kom je pas uit het moeras omhoog. Met de nadruk op het proberen. Het proberen is de toegangskaart, niet het slagen. Solo Dios basta. Ja, dat is een ervaring. Dat is niet meer catechismus.

De mens die zijn onmacht tot verlossing beweent en de moed wil opgeven is een antropologoumenon, iets eigens aan de mens, hoewel het niet op iedere straathoek voorkomt. Velen hebben beschreven wat de volgende stap moet zijn. En naar hen moeten we dan gewoon maar luisteren, want zij weten het beter dan wij. Hier gaat het om de gehoorzaamheid die een afgeleide is van de Christelijke nederigheid. Niet gehoorzaamheid als een kip zonder kop. Niet taqlid, zoals de moslim degenen noemt die de letter van de wet volgen, omdat ze toch niets snappen, maar de gehoorzaamheid die de poort is naar de wijsheid en daarmee tenslotte paradoxaal genoeg naar de vrijheid van de mens.

De verhoging van de intensiteit van het leven. De geoorloofde ascese. Ken het offer …. zegt de Hindoe dan. Thus spoke the Lord of Creation when he made both man and sacrifice: ‘By sacrifice thou shalt multiply and obtain all thy desires.’ En daar dan nog lol aan hebben ook. De moeilijkheden opzoeken in plaats van ze uit de weg te gaan. Dat ervaren als een zacht juk en een lichte last. Kies altijd de moeilijkste weg … zegt Lorenzo Scupoli. De weg en de strijd waar Arjuna in de Bhagavad Gita voor terugdeinsde, totdat Krishna tot hem sprak … there is a war that opens the doors of heaven, Arjuna! Happy the warriors whose fate it is to fight such a war. Het klinkt zo ontzettend, maar dat lijkt maar zo. Dat is het geschenk ooit geweest. Elke minuut die je daarvan afwijkt is verraad. En dan is er trouwens ook niets meer aan. Lol hebben aan strijd en moeilijkheden. Stel je voor, lol aan moeilijkheden. Toch is dat het wat ze zeggen, de grote leraren. Dat is de nauwe poort die toegang geeft tot het koninkrijk der hemelen. En met de woorden van de heilige Diadochus van Photiki, de bisschop van Epirus … for unless a man sets himself utterly at nought he cannot speak of the majesty of God.