Hoe moet je geloven in de verlossing?
Nu op Aswoensdag vraag ik mij af hoe ik mijn vasten moet inrichten. Het kan wat worden, dat is zeker. Mijn oog viel op een dun boek dat ik nog niet heb gelezen, waarschijnlijk door zijn niet al te uitnodigende titel. Invocations and supplications, aanroepingen en smekingen van al-Ghazzali, de grote mysticus uit Perzië.[1] Van dit baken uit de Islam ken ik heel wat mooie teksten, maar deze had ik nog laten liggen. Het zal wel gaan, dacht ik, over God is groot en dat weet toch al iedereen die de Ene God belijdt.
Beeld: impressies van pelgrimstochten
Het boekje is een hoofdstuk uit zijn magnum opus the revival of the religious sciences. Dit is een misleidende titel, want het werk heeft niets te maken met ons soort wetenschap. Het heeft wel de pretentie een standaardwerk over geloof te zijn en zo is het in de Islam ook ontvangen, maar je begrijpt het toch beter als je het ziet als een autobiografie. Het staat vol met citaten en al-Ghazzali heeft het geschreven na zijn spirituele crisis. Ik wist wel veel van God af, maar ik had Hem nog niet ontmoet. In iedere regel herkent men de man zelf, zijn strijd, zijn lijden en zijn vreugden. In Invocations and supplications voelt men vooral zijn vreugden.
Wat ik erin gevonden heb, maak ik tot het onderwerp van mijn vasten. Ik haal er niet uit wat ik nu eens veertig dagen moet laten. Geen vastentrommeltje waar je je op Paasdag buikpijn aan eet. Nu eens niet het bestrijden van het negatieve, maar iets anders doen, waardoor het donkere vanzelf verdampt. In het boek staat precies wat de titel zegt. Je moet God aanroepen en Hem iets vragen. Hoe zuiverder je dit doet, des te beter. Je moet het echt geloven met volle overgave. Daar zit het zuivere in. Je hoeft je niet geremd te voelen, omdat je het niet waard zou zijn veel te vragen. Geen mens kan zich immers tot God wenden vanuit een of ander recht, vanwege zijn eigen goedheid of zo, want niemand is goed dan God alleen.
Nee, de mens moet iedere dag van het ochtendgloren totdat de zon ter kimme neigt bidden om Gods barmhartigheid. Niet dat de Islam zo hamert op schuldgevoel. Maar de mens is zwak en de barmhartigheid Gods is oneindig. Overgave en vertrouwen zijn grote zaken in de Islam. Die maken de mens open voor geloof en hoop. En dat is de koninklijke weg naar de liefde, waar alle religies tenslotte over gaan. Het bestaan is een pelgrimstocht onder het gesternte van de liefde, geen ander. De ware weg is zeker niet die van de mens die meent zichzelf perfect gemaakt te hebben en als beloning de liefde verwacht. Mijn gebed deze vasten is dat ik zal gaan geloven in de verlossing, in mijn eigen verlossing. Dat ik zó voor mijn ogen de weg zal zien naar wat de oneindige vervulling is van de mens. En dat doe ik deze keer dus met een Perzische vasten, met de schoonheid van die oude teksten. Als het me op die manier lukt, dan moet het me bij Jezus zelf zeker ook lukken.
We gaan dus voorbij aan de vraag of er iets te verlossen valt, want de mens die dat niet ziet, komt aan deze vraag – hoe je moet geloven in de verlossing- niet toe. Waar het dus mee begint is mijn grenzeloze dankbaarheid voor het besef dat er iets te verlossen valt. Bij de aanvang van de crisis is dankbaarheid niet het eerste wat bij een mens opkomt. Dat was bij al-Ghazzali ook niet zo. Toch moet een zieke blij zijn als hij zijn diagnose weet, hoe erg die ook is, want zonder diagnose kan hij niet geholpen worden. Veel later leert hij bovendien pas beseffen dat er op deze weg geen ongeneeslijke ziekten zijn. Qatada ( may God show him His mercy) said, ‘The Qur’an shows you your disease and your medicine. Your disease is sin and your medicine is praying for forgiveness.’ … Qatada ( moge God hem Zijn genade tonen) zei, ” de Koran laat je je ziekte zien, en het medicijn. Je ziekte is de zonde en je medicijn is bidden om vergeving.” [2]
Menig biddende mens is zover gekomen, maar het obstakel zich als zondige mens te moeten overgeven aan de verlossing, dat hebben velen ontzettend moeilijk gevonden, want het was de laatste stap vóór de verlichting, vóór de hemel op aarde, vóór de haven van rust, het dona nobis pacem, waar iedere katholiek om bidt als hij zich verenigt met zijn Verlosser in de communie. Bij christenen ligt de parallel in de titanische arbeid om echt te geloven in de verlossing door Jezus Christus. Hij is voor onze zonden gestorven. Dat is wat de grootsten, zoals Søren Kierkegaard en zelfs Paulus, het moeilijkste vonden om te geloven. Want waar ligt dan de spanning van het bestaan? Je hebt eenmaal beseft dat de onontwarbare knoop zijn oorsprong vindt in je betrekking tot God, maar ineens is die als een Gordiaanse knoop buiten jezelf om doorgehakt. Dat is met het verstand niet te bevatten en met het geloof alleen haast niet te bereiken, het moet bijna een ervaring zijn, een weten dat komt na het kale geloof.
De mens moet zich altijd bewust zijn van zijn afstand tot God. Pas dan is het pad gebaand voor die verbazing waar een mens zijn leven lang niet meer van bij komt, dat God van je houdt. Meer dan jij van jezelf of van iemand anders … one of the learned said, ‘God ( Great and Glorious is He) says, ‘Whoever a man may be, if I have examined his heart and found it dominated by the constant practice of remembrance of Me, I will manage his affairs and be his companion, his partner in conversation and his intimate friend … één van de wijzen zei, ‘God ( groot en heilig is Hij) zei, ‘Wie een mens ook moge zijn, als Ik zijn hart heb onderzocht en Ik heb bevonden dat het overheerst wordt door een voortdurende praktijk van denken aan Mij, voor hem zal Ik zijn zaken ordenen, zijn compagnon zal Ik zijn, zijn partner in gesprek en zijn intieme vriend.” [3] In je eigen ogen ben je misschien een zwart stuk steenkool, maar in Zijn ogen ben je een juweel en Hij poetst het voor je op. Hij vergeeft je de afstand die je zelf hebt gemaakt tussen Hem en jou en doet die teniet. Niet omdat je zo goed bent kun je God vragen om alles wat je wil, maar omdat God van je houdt. En daar staat een mens toch van te kijken.
De menselijke ingrediënten die hier tegenover moeten staan zijn berouw en goede wil, hoewel door de grote mystici zelfs ook die deugden voor genade worden aangezien. Berouw omdat de mens treurt om de afstand tot zijn geliefde en goede wil omdat hij het eigenlijk zo graag anders wil. Als die er zijn, hoeft de mens in Islam zich geen zorgen te maken. Berouw is al vergeving. Dan trekt God al aan je. Het berouw zelf is er een bewijs van … he said (may God bless him and grant him peace), ‘To him who often asks God for forgiveness, He gives release from every fear, a way out of every distress, and gives sustenance from where he does not expect … hij zei ( moge God hem zegenen en hem vrede schenken}, “aan hem die God vaak om vergeving vraagt, geeft Hij bevrijding van elke angst, een weg uit iedere benauwenis, en geeft Hij uitkomst van een kant die hij niet verwacht.”‘[4]
Nearer to thee O God … zingt de mens als uiting van zijn dagelijkse hoop, met de woorden van Lorenzo Scupoli … vertrouwen in God en wantrouwen in jezelf. De mens is niet in staat tot enig goed en geneigd tot alle kwaad … pleegt mijn vice-voorzitter vrolijk op te merken. Je kunt God vragen om alles wat je wilt en je zult het krijgen. Voorwaarde is oprechtheid. Je moet geloven dat Hij bestaat, dat er maar één is, dat Hij barmhartig is en om je geeft. Als je dat klaar speelt, geloof je in de verlossing. En dan staat de poort open om ze ook echt te voelen. Als je maar niet denkt dat je je zelf over dit smalle pad langs de afgrond kunt loodsen. Nee, het moet met de ogen dicht.
Het is een optimistische levensvisie, die eigenlijk niet verschilt van de christelijke. Mohammed zegt niet voor niets dat zijn geloof eenvoudig is. Het gaat hier niet om de leerstellige verschillen tussen Christendom en Islam en zeker niet over de ideologische, waar de wereld tegenwoordig zo vol van is. Zo’n man als al-Ghazzali proberen te begrijpen is een perfecte vastenoefening. In hem herkent men de oprecht vastende mens, die van alle tijden is. De mysticus zoekt God in het besef dat hij Hem geen minuut van zijn leven kan missen. Al zijn doen en laten, alle werkelijkheid, wordt door dat verlangen gekleurd. En hij wil er zelf alles aan doen om eraan te reiken.
Maar dan, in een ogenblik van licht, ziet hij soms, dat verlangen al alles is. Dat is al de hemel op aarde, dringt het dan ineens tot je door. Alleen onder dat verlangen heeft de schepping – en het leven – zin. Ik wil mij zó op Hem richten en alleen zó krijgt mijn dagelijks bestaan de glans zonder welke het geen leven in zich heeft. De pater aan het middageten hier in Rome, -want ondertussen is het al Pinksteren en ben ik enkele dagen in de eeuwige stad -, begon ineens Latijn te praten. Af en toe moet dat waarschijnlijk en daarom bedenk ik ook maar iets … per Deum ad creationem. Via God naar de schepping. Er is geen licht in de wereld dan langs die omweg en dat licht wil ik zien. De oprecht zoekende mens wordt altijd geholpen … zegt al-Ghazzali. Ja, hij behoort werkelijk tot de mensen, die ontheven zijn aan de geschiedenis. Als ik hem op straat tegenkwam, zou ik hem meteen herkennen.
Je moet het gewoon aan God vragen. En ben daar niet te kinderachtig in. God is grootmoedig. He said ( may God bless him and grant him peace), ‘When any of you supplicates, let him make big requests, for nothing competes with God in greatness … Hij zei (moge God hem zegenen en vrede schenken), “Als één van jullie een bede doet, laat hem dan grote zaken vragen, want niets is met God te vergelijken in grootheid.”‘.[5] Je weet dat je het niet waard bent – want onze ziel heeft geen licht van zichzelf -, maar geloof toch dat je het al gekregen hebt.
Alles in het licht van God zien, daar gaat het om. Op tweede Pinksterdag, een paar dagen geleden, moest ik even weg bij de Passiespelen, waar ik bij hoor. De Passiespelen zijn een plaats waar werkelijk iets gebeurt. En dat heeft met de echte glans van het bestaan te maken. Ik reed door het lege, zonovergoten dorp en het was schrikwekkend. Een halfverlaten, Limburgs dorp in een schelle zon op zondagmiddag. Wat is het toch drie keer niks, de rijen auto’s voor zo’n shopping mall met Pinksteren, de golfers leunend op de stick naast hun gemotoriseerde karretjes, ervan overtuigd dat ze genieten, de chique meubels in de kale kamers met de halfgesloten gordijnen. Wat hier de zin van is, op eigen kracht krijgt geen mens het bij elkaar gedacht.
Verlossing is ook verlost te zijn van deze werkelijkheid en Gods schepping te zien zoals Hij ze heeft bedoeld. Met je eigen harmonische plaats daarin. De schepping gaat pas glanzen als je de Schepper ervaart die haar gemaakt heeft en die er de zin aan gegeven heeft, iets wat het menselijke verstand nooit zal kunnen. Sinds de zestiger jaren spreken denkers uit de westerse wereld over alienation, over vervreemding, van de werkelijkheid. Nu doen ze dat niet meer, want inmiddels is het al gebeurd, die vervreemding. En daarom weet nu ook niemand meer waar zij het over hadden, Aldous Huxley, en de postmodernen en de poststructuralisten die later kwamen. Die vervreemding is er als je de betekenis niet meer ziet die God aan de schepping geeft. Zij heeft inderdaad alleen maar zin als door een wonder. Een kunstmatige zin door de mens eraan gegeven leidt juist tot een diepgeworteld irrealisme dat voor werkelijkheid wordt aangezien, zo kenmerkend voor deze tijd. Waar dokters in het Westen een dagtaak aan hebben, als mensen het onbestemde gevoel krijgen dat wijst op de dreigend opdoemende vraag waarom ze eigenlijk leven.
Moge ik de alledaagse werkelijkheid zien zoals ze werkelijk is, namelijk onmisbaar, als zij beschenen wordt door de lamp van God. Met een schoonheid die van het paradijs zélf komt. Dat ik in die orde mag passen, dat ik alles betreur wat mij daar uit weg houdt. Dit verlangen moet je hele bestaan beheersen en dan kom je op een punt dat de Islamitische mystici, de Soefi’s, benoemen als het schouwen van God. Het leven heeft alleen zin als door een wonder, maar dat wonder gebeurt. Dat is de hele verbluffende verrassing. Het is dus per Deum ad creationem en niet soli Deo, alleen aan God toegewijd. Maar ja, dat is voor de christen én de moslim ook oud nieuws.
Al-Ghazzali is geboren in Tus, een stad die niet meer bestaat en die ooit lag in het Noordoosten van Perzië. Hij is er ook gestorven. Wij weten nauwelijks iets van hem, ver weg in de tijd, ver weg in cultuur, eeuwen heen en werelden van verschil, alles is anders, behalve dat ene, en daarom begrijpen we elkaar en hebben we maar een half woord nodig. En aan dat ene woord, dat overal in zijn teksten oplicht, kun je hem feilloos herkennen. He said (may God bless him and grant him peace), ‘ Verily I ask God for forgiveness and turn back to Him repenting, seventy times a day’ . This was so in spite of the fact he was forgiven his former and forthcoming sins … Hij zei ( moge God hem zegenen en hem vrede schenken) “Werkelijk, ik vraag God om vergeving en keer tot hem terug in berouw, zeventig keer per dag”. Dit was zo ondanks het feit dat zijn fouten uit het verleden en die van de toekomst hem al vergeven waren.’[6] Juist dat ene woord is het waardoor echt contact mogelijk is door alle obstakels van tijd en eeuwigheid heen. Laatst trof ik hetzelfde nog eens bij Ludwig Wittgenstein. Zijn vorm in de razend moeilijke teksten kon niet méér verschillend zijn van die van al-Ghazzali, maar dat éne woord, dat is er ook bij hem. En het is altijd hetzelfde.
Eens in de verlossing geloven zonder Jezus, alleen met de Heilige Geest, want het is ondertussen dus al Pinksteren geweest. Dat was de vastenoefening. Het is eigenlijk aan de andere kant beginnen, maar ook mensen uit Islam geloven in verlossing. Al-Ghazzali twijfelde een tijdlang in zijn leven aan zijn eigen verlossing, terwijl hij in een verschrikkelijke crisis besefte dat er iets te verlossen viel. Hoe hij dat oploste schrijft hij in zijn boek, dat van alle tijden is. En hij zegt dus, dat ik het alleen maar aan God hoef te vragen.
Het koor van de Sixtijnse kapel oefent aan de andere kant van de binnenplaats, eerst eindeloze toonladders, die in de hoogte soms uit de bocht lijken te vliegen, later van die wonderschone gregoriaanse gezangen. En nu zijn ze begonnen aan het Rorate Caeli, merkwaardig, zo vlak voor de zomer. Het is toch een gezang van de Advent en ze kunnen het al goed. Rorate Caeli desuper, et nubes pluant justum … Dauwt hemelen van boven, en de wolken, moge uit hen de regen vallen, van genade.
[1] Abu-Hamid ibn Muhammad al-Ghazzali, 1058-1111, Revival of the religious sciences Ihya ulum al-din, Invocations and Supplications Kitab al-adhkar wa’l-da awat Cambridge1990.
[2] Ibid. blz. 55.
[3] Ibid. blz. 8.
[4] Ibid. blz. 51.
[5] Ibid. blz. 30.
[6] Ibid. blz. 51.
Reacties
Reageren is uitgeschakeld voor dit bericht