Ibn Abbad van Ronda en Sint Jan van het Kruis
Van Ibn Abbad van Ronda (1333-1390) wordt gezegd dat hij Sint Jan van het Kruis (1542-1591) heeft geïnspireerd. Ibn Abbad was een Moslimfilosoof en mysticus, Sint Jan één van bekendste heiligen uit de geschiedenis van de kerk. Ook kerkleraar. Dit laatste betekent dat hij iets heeft toegevoegd aan wat Jezus zei. En dat rangschikt hem onder allergrootsten, zij die de tijd overleven.
Ze leefden dus 200 jaar uit elkaar en Ibn Abbad was weliswaar geboren in Ronda, Zuid-Spanje, maar het belangrijkste deel van zijn leven woonde hij in Marokko, grotendeels in Fez. Er was dus een behoorlijke afstand tussen die twee, zowel geografisch als in de tijd.
Bovendien was er een enorme afstand in cultuur en ook in geloof. Teresa van Avila was naast Miguel de Cervantes de grootste schrijver uit de geschiedenis van Spanje, maar ze werd niet gestoord door enige kennis van de Islam. Bij Sint Jan zal het niet veel beter zijn geweest.
Bij een vergelijking tussen Ibn Abbad en Sint Jan kijk ik niet naar de theologische inhoud van hun geschriften, maar naar hun eigen levensgeschiedenis die door de teksten heen schemert. Het waren allebei Godzoekers, in bloed, zweet en tranen, dagelijks. En van de mystici wordt gezegd dat zij God ook gevonden hebben. Zij hebben niet alleen in Hem geloofd, maar ze hebben Hem ook gezien. Ervaren moet ik zeggen, zien mocht niet, want daarvoor kwam je op de brandstapel. Uiteindelijk is door hun beider gelovige instituties hun belevenis ook erkend. Bij Sint Jan hebben ze het er eerst uit proberen te slaan in de kerker van Toledo, maar daar werd het alleen maar erger.
Hun teksten weerspiegelen deze ontmoeting en daarom lijken ze op elkaar. Natuurlijk ontmoeten ze dezelfde God. Sint Jan zegt dan … Y en el monte nada … en op de berg is er niets. Hij kan de ervaring niet uitdrukken. En dat kan Ibn Abbad ook niet. Deze zegt dan … to develop fully the things I have been discussing would take a long time and would require the unveiling of secrets we are not in a position to unveil. Once the seeker has arrived to this point, his heart is filled with brilliant light and overwhelming insights , so that a portion of his Lord’s indescribable majesty and grandeur and some of the marvels of the worlds of His power and wisdom become manifest to him ( brief 6, 62).
Op de top van de berg zijn er geen woorden meer. De waarheid die onder woorden gebracht kan worden is de waarheid niet … zo begint de Tao Teh Ching, het grondgeschrift van het Taoïsme. Maar het is wél dezelfde waarheid. Franciscus van Assisi schijnt het goed begrepen te hebben toen hij na een ontmoeting met de Sultan van Egypte heeft gezegd … God is overal. Het idee dat de Moslim een andere God zou aanbidden komt niet meer bij hem op.
Om in het beeld van het gebergte te blijven, de ervaring van God ligt boven de woordgrens. Voor de ontmoeting met God zijn er geen woorden. Men moet het uitsluitend hebben van de herkenning. Alleen zij die ooit boven de woordgrens zijn gekomen herkennen het onzegbare. Ook de kunst kan zo’n ervaring oproepen. Maar dan toch ook middels de herkenning. Wie kan nu iets met bijvoorbeeld … de schreeuw van Edvard Munch … anders dan iemand die ook al eens geschreeuwd heeft?
Om een vergelijking tussen Ibn Abbad en Sint Jan te bespreken heb je dus iemand nodig die zelf ook wel eens boven de woordgrens uitkomt. Nu klinkt dit als een enorme pretentie van mijn kant, maar ik heb drie verdedigingslinies. Ten eerste komen best veel mensen boven de woordgrens. Er zijn geen intellectuele eisen. Menigeen die dit overkomt is oliedom. Teresa van Avila zegt het bij herhaling van zichzelf. Als gij niet wordt als een kind zult gij het koninkrijk der hemelen niet binnengaan… zegt Jezus.
Ten tweede is het mij overkomen door de genade Gods en mijns ondanks. Ik kan er heel gelukkig van worden als ik iemand de autobiografie van Teresa van Avila meegeef en ze zegt hem absoluut niets. Dat had mij ook kunnen gebeuren. Anderzijds begrijp ik heel goed dat Edith Stein door de woorden van Teresa werd gered.
Ten derde gaat de ervaring van God met extreem veel lijden gepaard en daar hoef je ook niet over op te scheppen. Boven de woordgrens bestaat er lijden dat de dood zelfs trotseert, dus een lijden dat niet wordt opgelost door de dood. Het is een ervaring die je je ergste vijand niet gunt, tenminste in het begin.
Hoever we ook van elkaar af zijn aan de voet van de berg, onbenaderbaar voor elkaar, op de top komen we elkaar altijd tegen. Dat kan niet anders. Iets anders zou een ontkenning van het monotheïsme zijn en dat is een hele erge ketterij. Dat de teksten van Sint Jan en Ibn Abbad zó op elkaar lijken komt omdat ze dezelfde God hebben ontmoet. En dat je komend van zó ver elkaar altijd ontmoet, dat zal dan toch wel een godsbewijs zijn.
Wim Beurskens
Reacties
Laat een reactie achter