Leven in de verwachting van het Rijk Gods
Laatst kwam er een patiënt, die ook schildert. Hij had een abstracte variant gemaakt op de kruisafneming door Peter Paul Rubens. We kwamen te spreken over wie er allemaal op dat schilderij staan. Temeer omdat ik me vaak afvraag wie ikzelf nu zou willen zijn van de mensen rondom Jezus. Hoe zou ik daar staan onder het kruis op Calvarië? Zoals ik dáár sta, sta ik immers ook in het leven.
Want Jezus zoekt ook nu naar wie Hem willen volgen. Wij zijn het voor wie Hij een plaats bereidt in het rijk Gods. Natuurlijk zou ik Johannes willen zijn, – dat spreekt, de beminde leerling, wie niet? – , maar mijn oog viel deze keer op de figuur van Jozef van Arimatea. Van hem zegt het evangelie dat hij leefde … in de verwachting van het Rijk Gods. ( Luc 23,51). Bij Johannes voelt men de rauwe wanhoop en de alles doordringende ontzetting, die zélf vervuld lijken met de waas van eeuwigheid, want zo’n Golgotha houdt niet op bij de eigen dood. Onder het kruis te Calvarië, bij de dood van Jezus, op dat ogenblik, als de voorhang van de tempel scheurt, zit het tot in de eeuwigheid fout met Sint Jan. Zó groot is de catastrofe. Dat herken ik merkwaardig genoeg wel en dus moet ook voor mij van onder het kruis op Golgotha de oplossing komen. In cruce salus … de redding ligt in het kruis … een andere weg is er niet.
Bij Sint Jan komen bij de aanvang van de redding de verwarde en onwaarschijnlijke visioenen van de Apokalyps. Zij eindigen echter onherroepelijk met het eenvoudige bericht, dat de dood niet meer zal zijn en dat Hij alle tranen van de ogen zal afwissen, omdat Hij de Alfa en de Omega is. Johannes, bij het geopende en lege graf op paasmorgen, geloofde meteen dat Jezus verrezen was, – hij zag en hij geloofde … staat er. Hij had zijn hele bestaan aan Jezus verpand tot en met zijn eeuwige en door de dood niet te vernietigen ziel en ondanks het schijnbare daverende echec op de Schedelplaats heeft hij méér gekregen dan hij ooit had kunnen willen. Alle tranen zijn hem gedroogd en alle geluk is hem geworden, méér dan hij ooit geweten heeft dat er bestond. Dat is de boodschap van zijn Evangelie, terwijl daar toch feitelijk volgens de grootste theologen alleen maar in staat “ego eimi, Ik ben”.
Johannes rende het hardste naar het graf – Petrus kon hem niet bijhouden – en toen hij zag dat het leeg was geloofde hij meteen. De reddende klaroenstoot over de knekelvelden van Ezechiël kwam voor Johannes meteen, nog voordat hij Jezus weer tegenkwam. Deze verlossende gebeurtenis is ook in onszelf waar te nemen nog vóór onze ontmoeting met Jezus, want die is extra, een bevestiging van wat je al lang wist … O, Jij bent het. En Johannes heeft Hem daarna altijd bij zich gehad. Dit zocht Jozef van Arimatea en ik wil het ook hebben.
Maar eerst iets over het woordgebruik. Leven in de verwachting van het rijk Gods… en … een plaats bereiden bij de Vader. Wie zegt dat nu iets? Wie vindt dit nu aantrekkelijk? Het zijn inderdaad uitspraken van Jezus uit het evangelie, maar we kunnen ze niet vergelijken met iets uit onze dagelijkse wereld. Leven in de verwachting van het rijk Gods … is dus een vorm van zijn die niet in taal te vervatten is. Soms is het goed dit soort woorden dan maar te zien als mysterieuze en geheimzinnige formules. Het duurt een leven lang om er ook maar enigszins iets van te begrijpen. Te gauw ze in menselijke begrippen proberen te vangen leidt tot een ontoelaatbare verarming van hun betekenis. Dit is dan een zonde tegen het beeldenverbod, dat ook voor menige woorden over God geldt. Het maakt ons somber, net zoiets als eten van gouden bordjes in de hemel. Als dat alles is ...
Wat je wél weet is dat Jezus die woorden heeft uitgesproken om ons de weg te wijzen naar de gelukzaligheid, die zelfs de dood niet kan verstoren en waarvoor de dood maar een onbeduidende rimpeling is, een niet eens indrukwekkende mijlpaal in de eeuwige geschiedenis van de ziel. Jezus wil de weg wijzen over het pad naar het eeuwige Jeruzalem, waarvan Jesaja zegt … alleen verlosten gaan erover. En Jezus wil de mens verlossen uit elke boei die hem bindt en uit elke ongeluk dat hem overkomt. Hij wil zelfs het obstakel slechten dat ons mensen het meest imponeert, de dood. En wat voor woorden je dan zelf ook gebruikt om hetzelfde uit te drukken doet er eigenlijk niet toe. Je moet kijken naar de uitwerking die ze op je hebben. Die moet zijn zoals Jezus ze bedoeld heeft. Het gelaat van Jezus aanschouwen, die alle tranen van de ogen afwist … bijvoorbeeld, is iets waar ik van opleef. Jezus beoogt je hoop en vreugde te laten voelen, ook in dit leven. Anders heeft Hij geen zin. Elke inperking zou Hem zijn betekenis doen verliezen. Hij vormt de menselijke conditie – hoezeer zij door onszelf en door de geschiedenis ook is beweend – radicaal om tot onbegrensd heil en geluk. Jezus is de Verlosser.
De hindoe onderscheidt drie fasen in het leven, de jeugd met zijn passie, het gezinsleven met zijn verantwoordelijkheid, en tenslotte het teruggetrokken, geestelijk leven, de voorbereiding op de eeuwigheid. Deze laatste tijd wordt dus vervuld met vreugde en hoop. Het is de overtreffende trap van het bestaan. De ouderdom is de poort naar de hemel, zoals Jozef van Arimatea die zocht. Je bent de koffers aan het pakken voor een fantastische reis met de daarbij behorende voorpret. Dat is … leven in de verwachting van het rijk Gods.
Voor mij geen kruiswoordpuzzel of golfstick, geen overbezorgdheid over mijn gezondheid, geen geld tellen, dat ik wél of niet heb. Niets te genieten van een welverdiend pensioen. Eek!!! … zou tante Sidonia uitroepen. Nee, ik wil dus leven in de verwachting van het rijk Gods. Dat is het doel. Ik weet het zeker. Dat doel zó te beleven – en daarom kom ik erop – wordt de laatste tijd wel heel erg op de proef gesteld door ernstige ziekte en sterven in mijn meest onmiddellijke omgeving.
Het verbaast me soms hoe mensen over een nabij overlijden of ernstige ziekte without much further ado heen kunnen stappen, omdat het … nu eenmaal bij het leven hoort. Hij had de leeftijd … of dit soort rationalisaties. Anderen worden dan soms angstig omtrent hun eigen gezondheid, wat ook niet goed aanvoelt. Dat heb ik gelukkig niet. Ik kan het allemaal nog wél beleven. Laatst heb ik in arren moede tijdens nachtelijke uren maar eens het boek Job aan mezelf voorgelezen. Bij mij is er een krachtiger medicijn nodig om de ontzetting enigszins te lijf te gaan en nu zij wat afzwakt ben ik er tenminste al blij om dat ze er was. Ik wil er niet pathetisch over doen, maar ik voel the terms of the problem godzijdank nog wél. We moeten Jezus proberen na te volgen, zo zegt Hijzelf, en hij weent me nogal wat af in de heilige teksten. Dit is een wezenlijke voorgegevenheid. Een mens moet zich kunnen voelen als Job op de mesthoop. Anders is het ook al voorbij. Anders is hij reeds ingeslapen.
Het lijkt wel of ze daarboven zeggen. Je mag het hebben – dat doel dat je jezelf stelt -, maar dan moet je het wel heel erg willen. Dan moet je echt geloven dat diegenen die er niet meer zijn het gelaat van Jezus reeds aanschouwen en je toch vergezellen op je levenspad. En ze kunnen je ook helpen al een omnevelde glans van die stralende ontmoeting waar te nemen. Voorts staat de zieken die nu lijden die verpletterende ontdekking de beminde te zijn ook te wachten. Dat moet ook echt voor je leven. Anders kun je ze niet onder ogen komen. Dan breekt je hart. Maar ook moet je geloven, dat je dit zélf te wachten staat en dat het je niet mag uitmaken of het nu gebeurt of pas over een tijdje. Dat je er zelf zo bij betrekt, dat moet wel. Anders leef je niet echt mee.
Het is dus niet gering, wat Jozef van Arimatea doet, dat … leven in de verwachting van het rijk Gods. Het is een grote moeilijkheid, die niet alleen overwonnen moet worden, maar die ook nog eens in dit leven moet overgaan in vreugde en hoop. Mocht je het geluk ten deel vallen Jezus ook nog vóór je dood zelf te ontmoeten, dan is de hemel er al op aarde. Dat geluk viel Simeon ten deel en ik neem aan dat Jozef van Arimatea ook nog wel heeft gehoord dat Jezus verrezen is. Van Simeon wordt gezegd bij de opdracht van Jezus in de tempel …
Uw dienaar laat gij, Heer, nu in vrede gaan.
Mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd,
Dat Gij voor alle volken hebt bereid,
Een licht dat voor de heidenen straalt,
Een glorie voor uw volk Israël ( Luc 2, 29-32)
Zo’n Bijbelse ontmoeting met Jezus als historische figuur zal ons niet overkomen. Maar ontmoetingen met Jezus bij hen die leven in de verwachting van het rijk Gods zie je niet alleen bij de helden en heiligen van de geschiedenis, maar ook bij ons, gewone mensen. Soms verschijnt Hij ook aan ons, zelfs ongevraagd en ongezocht. Als een verre lamp in een betonnen stad, een zwak schijnsel in een donker woud, een lichtende kier onder de deur in een pikdonkere gang. Tot zover ken ik Hem al lang. En ook wel als een zacht licht over de banale dagen, een onverklaarde helderheid die over gewone dingen valt. Het gevoel dat je kreeg, vroeger, als je de zolder maar ging opruimen bij regenachtig weer in de vakantie. En verhalen bedenken bij wat je vond of onder vragen waar het voor diende. Of als woorden uit de Bijbel ineens gaan stralen voor de ogen van je ziel in een licht dat zeker niet van jezelf komt. Ineens inzien dat het leven een sprookje is staat voor een ogenblik van absolute waarheid. En dat Hij er nooit meer op terug zal komen. Je hoeft er nooit meer aan te twijfelen. En ik ken Hem ook als overweldigend geluk te midden van grote crisis, zoals laatst enkele malen gebeurde. Ik ken Hem als de allergrootste, als eerste en laatste signpost of salvation, maar ook als nabije en trouwe vriend, die meer van mij houdt dan ik van mijzelf. En dat is nog wel het grootste wonder. Daarom, als ik Hem oprecht zoek op mijn oude dag en geloof dat andere oplossingen maar stukwerk zijn of vlucht, dan zal Hij meewerken aan mijn voornemen.
Mijn jongere Moslim boekhouder stond een keer te midden van sommige van mijn oudere medewerkers te profeteren dat volgens de Koran de duur van een mensenleven zowat zestig jaar is. Onder luide protesten werd hij weggejaagd. Maar ja, als je die laatste fase nu niet als begonnen verklaart, wanneer moet hij dan nog wél beginnen? De laatste tijd, omdat mensen weten van de gebeurtenissen om mij heen en omdat ze mijn leeftijd van zestig jaar kennen vragen ze mij of ik nog doorwerk. Dan neem ik een voorbeeld aan paus Franciscus die schijnbaar zonder blikken of blozen zo’n enorme taak op zich nam. Als je serieus in dit traject bent, heb je eigenlijk geen rust nodig, ook niet om te bidden. Dan kun je ook net zo goed werken, als dat nog van je wordt gevraagd. Het maakt niets meer uit.
Dan kan ik de patiënten die mij vragen hoe lang ik nog doorga met werken vanaf nu verwijzen naar deze tekst. Het werk is een bijkomstigheid. Ik ben er niet afhankelijk van of eraan gehecht, maar het stoort me ook niet. Want als je niet in staat bent al werkende te leven in de verwachting van het rijk Gods, ben je nog niet aan de derde fase toe. Werken en bidden waren voor mij vroeger streng gescheiden. Ik kon het niet tegelijkertijd. Daarom moest ik ook heel spastisch op vakantie. Of op retraite, wat het al heel lang in werkelijkheid was. Dus als mensen mij weer eens vragen of ik nog niet ophoud met werken, dan kan ik zeggen … nee, ik houd niet op, want ik leef net zoals Jozef van Arimatea in de verwachting van het rijk Gods … Insha’Allah, Deo volente, es God bleef …
Reacties
Reageren is uitgeschakeld voor dit bericht