Druk op enter om de resultaten te tonen of ESC om te annuleren.

Oekraïne

Gisteren ben ik op bedevaart gegaan om te bidden voor Oekraïne. Op Al-Jazeera, de Arabische zender, had ik de Paus daartoe horen oproepen en van de zuster uit Rome had ik een gebedsgroep doorgekregen die over de hele katholieke wereld op een bepaald tijdstip – voor Europa 4 uur ’s middags- bidt voor alle mensen die lijden onder de oorlog. In Amsterdam zou ik wel zien waar ik uitkwam, zo had ik mij voorgenomen.

De verleiding is enorm om maar iets politieks te schrijven, want ik weet best wel wat achtergronden van deze oorlog. Ik doe het toch maar niet, want het heeft geen zin. Gewoonlijk zeg ik dat je je in dit soort gevallen moet laten opsluiten in een hol diep onder de grond met een buis voor de lucht zonder enig contact met de buitenwereld. Vervolgens moet je een verhaal schrijven over de oorlog, dat je zo integer mogelijk helemaal fantaseert. Zo heb je de meeste kans in de buurt van de waarheid te komen. Zo is het in deze oorlog ook en ik begin er dus maar niet aan. Oorlog is een zaak van de duivel en die maakt het niet simpel. Hoe hard we ook proberen het mysterie van het kwaad simpel te maken.

Ter hoogte van Utrecht zei de omroeper in de trein dat eventuele vluchtelingen uit Oekraïne beter in Utrecht konden uitstappen, omdat Amsterdam al vol zat. Inderdaad stond iemand op het perron met een Oekraïense vlag de vluchtelingen op te wachten. Ik stelde mij zo voor dat ik in een omgekeerde situatie naar Oekraïne moest vluchten en daar na drie dagen en nachten uit de trein zou wankelen of ergens in Syrië terecht zou komen met de gedachte dat thuis alles in puin lag. Ik zou het niet overleven en ik heb de indruk dat in Oekraïne veel oudjes ook thuis blijven. Come what may.

Toen ik in Amsterdam uit de metro van het Centraal station kwam en me met mijn slechte knieën de trappen op had gesleept naar de Prins Hendrikkade was het daar ontzettend druk, vooral met jeugd. Ik bedacht dat ik minstens wel drie keer zo oud was als die daar vrolijk voortgingen. Toen liep ik maar gauw de Nicolaaskerk in. In kerken is het altijd rustig. Daar heb ik een rozenkrans gebeden voor Oekraïne en voor alle intenties die ik heb opgekregen. Ik moet dan altijd ook bidden voor de intenties die ik vergeet, want het zijn er vaak te veel om te onthouden. 

In Nederland gelooft minder dan de helft van de bevolking nog in God, zo stond in de krant. Ook hier is de verleiding groot om maar een aangeklede jammerklacht aan te heffen en een kleurrijke onheilsprofetie op papier te zetten, maar ik moest denken aan onze pastoor die iedere dag in de mis bidt voor alle mensen in Swalmen en voor de mensen die in Swalmen geboren zijn maar nu elders wonen. Hij oordeelt niet. Dus een beschouwing over het aantal gelovigen in Nederland om te bepalen wie er nog bidt voor Oekraïne gaat het ook niet worden.

Ik zag op mijn telefoon dat de Krijtberg dicht was, maar ik wist dat de Papegaai, de kerk halverwege de Kalverstraat, open was. Ook daar was het stil, een schril contrast met de drommen winkelend publiek in de Kalverstraat zélf. Met drie noveenkaarsen voor het Mariabeeld dacht ik wel al mijn  intenties bediend te hebben. En in de Papegaai had ik extra veel geluk. Er begon daar net een lijdensmeditatie langs de kruiswegstaties. Ter gelegenheid van de Vasten. Ik dacht aan alle mensen die nu een kruisweg moeten lopen door de oorlog. En ook wel eens vallen onder het kruis of tenslotte sterven. Die ook wel eens zullen verzuchten … mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? Ja, een lijdensmeditatie is ook een goede manier om achter de waarheid te komen.

Zelf had ik steeds meer last van de knieën en ik moest regelmatig op een bank gaan zitten. Ik kon de mensen niet bijhouden. Bovendien zaten mij schoenen onder het stof en ik was nogal slordig, winters gekleed, terwijl de zon uitbundig scheen. Ik moet eruit hebben gezien als een clochard en om het geheel compleet te maken ben ik maar nergens lekker gaan eten zoals wél de gewoonte is bij een katholieke bedevaart.

Toen ik weer in de trein naar het zuiden zat heb ik nog een extra rozenkrans gebeden voor Oekraïne. Mijn computer die ik de hele dag had meegesleept heb ik niet aangeraakt. Thuis gekomen heb ik maar wat gegeten van de Tajine die ik de vorige dag had gemaakt. Welgeteld had ik die dag drie verleidingen weerstaan. Ten eerste had ik de bedevaart niet opgegeven door mijn moeilijk lopen en ben ik niet lekker gaan eten. Vervolgens heb ik geen analyse gemaakt van de oorlog of van het dalend aantal gelovigen. Alleen maar gebeden. Dus ik had het gevoel dat ik de oproep van de Paus behoorlijk had beantwoord. Bovendien heb ik ook een beetje aan de Vasten gedaan. Zoals het vroeger gebruikelijk stond aan het einde van het verslag van het misdienaarsreisje… moe maar voldaan keerden we naar huis terug.